Maria reist naar Hebron om Elisabet te bezoeken.
89.
Het epistel uit de mis van 2 juli, Maria‐visitatie, waarmee Brentano
deze paragraaf inleidt, laten wij weg en verwijzen de lezer ervoor
naar een missaal of H. Schrift, Hooglied 2, 8‐14.
Hooglied 2
Liefdeslied der bruid
8. Hoor – mijn geliefde! Zie, daar komt hij, springend over de bergen, huppelend over de
heuvelen.
9. Mijn geliefde is als een gazel of het jong van een hert. Zie, hij staat achter onze muur,
kijkend door de vensters, spiedend door de traliën.
10. Mijn geliefde gaat tot mij spreken: Sta toch op, mijn liefste, mijn schone, en kom.
11. Want zie, de winter is voorbij, de regen is over, verdwenen.
12. De bloemen vertonen zich op het veld, de zangtijd is aangebroken, en ’t gekir van de tortel
wordt gehoord in ons land.
13. De vijgeboom laat zijn vroege vrucht zwellen, en de wijnstokken in bloei geven geur. Sta
op, kom, mijn liefste, mijn schone, kom!
14. Mijn duif in de rotskloof, in de schuilhoek van de bergwand, laat mij uw gedaante zien, laat
mij uw stem horen, want zoet is uw stem en uw gedaante is bekoorlijk.
15. Vangt ons de vossen, de kleine vossen, die de wijngaarden verderven, nu onze wijngaarden
in bloei staan.
16. Mijn geliefde is van mij en ik ben van hem, die te midden der leliën weidt,
17. tot de avondwind waait en de schaduwen vlieden. Wend u dan hierheen, en doe als de
gazel, mijn geliefde, of als het jong van een hert op de gekloofde bergen.
Uit: NBG-vertaling 1951
***
Enige dagen na de boodschap des engels keerde de H. Jozef naar
Nazareth terug en trof verscheidene schikkingen voor het
uitoefenen van zijn bedrijf of ambacht thuis; hij was immers
vroeger te Nazareth niet metterwoon (= daadwerkelijk daar; een vaste
woonplaats hebben) gevestigd geweest; hoogstens had hij er een
keer een paar dagen vertoefd.
Jozef wist niets af van de menswording van God in Maria; zij was
de moeder van de Heer, doch ook zijn dienstmaagd en zij
bewaarde deemoedig en schroomvol zijn geheim.
Toen de H. Maagd voelde dat het Woord het vlees in haar had
aangenomen, vatte zij een vurig verlangen op om zonder uitstel
op bezoek te gaan bij haar verwante Elisabet te Joetta bij Hebron,
Fascikel 3
359
|