2141.
Ik bemerkte om middernacht een wonderbare, aangename
innigheid, een geheimzinnige, weldadige beweging in gans de
natuur, die zich aan alle aanwezigen meedeelde. Het scheen mij
ook dat men door het geopende luik van het dak reeds een
schemerige klaarte in de hemel kon zien. De apostelen waren
zeer stil en ingetogen en hadden zich van hun standplaats in de
zaal tegen de wanden teruggetrokken; zij stonden tegen de
pilaren; tussen hen zagen de leerlingen door de open wanden uit
de zijzalen binnen. Petrus stond vóór het voorhangsel, waarachter
het H. Sacrament bewaard werd. De H. Maagd stond in de zaal
vóór de deur van de voorzaal en in deze laatste bevonden zich de
H. Vrouwen, van wie er bestendig 5 in het huis bleven.
Nu zij allen aldus stil, ingekeerd, vol vurig verlangen op hun
plaats stonden, met de armen over de borst gekruist, met naar de
grond neergeslagen ogen, verspreidde zich van hen uit, een gevoel
van rust door het ganse huis. De leerlingen in de zijzalen zochten
elk hun plaats op en welhaast was alles in het hele huis in de
volkomenste rust gedompeld.
Pinkstermorgen. – Nederdaling van de H. Geest
(Hand. 2, 1-4). – Stichting van de Kerk.
2142.
(Zondag, 13 mei). –
Tegen de morgen zag ik boven de Olijfberg, vanwaar onze Heer
ten hemel gevaren was, een zilverwitte, watten, glanzende
lichtwolk uit de hemel in dalende richting naar het huis van de
apostelen op Sion neerkomen. In het begin zag ik ze in de verte
als een ronde bol, die in zijn beweging van een zachte, warme
windstroom vergezeld was. Nader komend werd die lichtwolk
groter en gleed als een glansrijke nevelige massa over de stad.
Boven Sion en het Cenakel trok ze zich hoe langer hoe dichter
Fascikel 34
918
|