| Ik zag dat nog verscheidene apostelen de sabbat waren komen vieren; zij verlangden te vernemen van Jezus’ 3 medereizigers waar Hij gegaan was en wat Hij daar uitgericht had, maar daar dezen, gehoorzaam aan Jezus’ verbod, weigerden er iets over mee te delen, waren zij, naar ik zag, er ontevreden over en dit bedroefde Jezus. Hierop vielen zij ook Jezus lastig, doch met andere verzoeken: zij begeerden van Hem dat Hij zich toch duidelijker aan hen zou openbaren, daar zij Hem nog niet begrepen, vooral wanneer Hij over zijn aanstaande einde sprak. Ook drongen zij er bij Hem op aan, dat Hij naar zijn vaderstad Nazareth zou gaan, dáár zijn macht zou tonen en zijn zending door wonderen bewijzen. Jezus weigerde en zei: “De wonderen baten niets, indien de mensen zich niet beteren; zij blijven bij de wonderen staan en blijven gelijk zij waren.” (zonder zich te beteren of meer hemelsgezind te worden). Joannes en Petrus waren van zijn mening, maar de overigen waren niet tevreden. 1634. Hij zei hun ook dat Hij naar Jeruzalem wilde gaan en dat Hij daar veel en duidelijk in de tempel wilde leren. Hij vroeg hun ook nog welk resultaat Hij met Jozef bij Sikem aanwijzen. (Ten minste volgens art. Macpelah in D.B., k. 525). Wegens zijn beknoptheid is deze tekst in Hand. 7, 16 duister: ”Jakob zakte af naar Egypte en daar stierven hij en onze vaders. Ze werden naar Sikem overgebracht en bijgezet in het graf, dat Abraham voor geld had gekocht van de zonen van Hemor in Sikem.” Een uitlegger zegt hierop: - Jakob werd te Hebron begraven, (Gen. 49, 29-33); - Jozef te Sikem, (Jos. 24, 32). - Waar de andere zonen begraven zijn, is ons niets bekend uit het Oude Testament. Fascikel 28 3137 |