| Jezus dient in eigen persoon de leerlingen. 1206. 12 april; Sabbat. – Ik heb Jezus met de apostelen en enige leerlingen ‘s namiddags in Betsaïda gezien. Zeer vele leerlingen zijn teruggekeerd, hetzij van hun zending, hetzij van hun geboorteplaats die zij bezocht hadden; zij kwamen deels per boot van de overzijde van het Meer uit Dekapolis en van Gergesa; zij waren zeer afgemat, hulp- en rustbehoevend; zij werden op de oever zeer liefdevol ontvangen en omarmd en men bewees hun op alle manieren diensten; zij werden in Andreas’ huis gebracht; men waste hun de voeten, bereidde hun baden, gaf hun andere klederen en richtte ook een maaltijd voor hen aan. Daar nu gedurende de maaltijd Jezus zelf als tafeldienaar behulpzaam de hand aan het werk legde, verzette zich Petrus: “Waarom Gij toch dienen, Heer! Laat ONS dit doen!” Maar Jezus antwoordde: “Ik ben gezonden om te dienen, wat voor dezen gedaan wordt, is een dienst aan mijn Vader bewezen.” En Hij kwam terug op de leer van de verootmoediging: wie namelijk de geringste is en alle anderen dient, zal de grootste zijn, maar hij die wel dient en zich tot de hulp van de naaste buigt, doch niet uit liefde, niet om de behoeftige broeder te helpen, maar om tegen die prijs de eerste te worden, is een veinzer en ogendienaar; hij heeft zijn loon reeds weg, want hij dient zichzelf en niet zijn broeder (cfr. Mt. 20, 26-28). Hier waren nu wel 70 leerlingen bij elkaar, en buiten deze zijn er nog vele in en om Jeruzalem. Fascikel 24 2320 |