| 
            
             1193. 
            Zij hadden geen spijzen meegenomen, want Jezus had het 
            hun verboden en gezegd dat zij overvloedig 
            verzadigd zouden worden. 
            Op de top van de berg had men een prachtig wijd vergezicht. 
            Daar was een open ruime plaats door een grasbegroeide 
            omwalling en lommerrijke bomen omringd. De grond was met 
            welriekende kruiden en bloemen bedekt. In een rots was een 
            waterbak verborgen, en als men er een tap uittrok, vloeide er 
            helder en zeer koel water uit. De leerlingen wasten Jezus en 
            zichzelf hier de voeten en verversten zich. 
            Jezus begaf zich vervolgens met hen in een ietwat dieper plaats, 
            vóór een rots die een spelonk vormde als een poort; ze geleek op 
            de spelonk van het gebed op de Olijfberg, maar men kon ook 
            verder onder rotsgewelven afdalen en er in doordringen. 
            (Hier is Jezus dus zonder twijfel bij de ingang van de ruime grot, 
            En de vrome palestinoloog Victor Guérin: “Ik spoor alle toekomstige 
            Palestina-pelgrims aan hun schreden naar de heilige berg te richten, waar 
            op dit ogenblik (1875) het authentieke heiligdom der transfiguratie, na 
            eeuwen van vergetelheid, weer ontdekt is en nu opgravingen aan de gang 
            zijn. 
            De crypte onder dat heiligdom moet beschouwd worden als één van de 
            kostbaarste monumenten van geheel Palestina. 
            Ze heeft behoord tot de primitieve kerk, die op de plaats van het verheven 
            mysterie opgericht was. Het is een van de heiligste plaatsen van de 
            christelijke godsdienst. 
            Het is zo aangenaam en goed op de top van de Tabor; zijn lijnen zijn zo 
            bevallig; het sieraad van het groen op zijn afgeronde hellingen is zo lief; de 
            lucht is er zo zuiver, de horizont zo schitterend, het panorama zo wijds, de 
            ruïnes zo interessant (voor de onderzoeker); het thans herstelde heiligdom zo 
            indrukwekkend en kunstvol, de herinneringen aan de berg verbonden zo 
            groots, majestueus en mysterieus, dat ik er nauwelijks toe kon besluiten 
            afscheid van de berg te nemen en af te dalen, om er misschien nimmermeer 
            op terug te komen. Sedert mijn eerste bezoek in 1852 was hij me zo 
            duurbaar geworden.” (Gali. I, 380-381). 
            Fascikel 24 
            2283 
             |