| anders. De ruïne geleek enigszins op het fundament van een oud tentkasteel. Ook leerde Malachaï de mensen hier metselen met zwarte aardpek (d.i. asfalt, bitume of jodenhars genoemd; het wordt overvloedig door de Dode Zee uitgeworpen.) In deze verborgen gelegen stad werd Jezus door de inwoners zeer vriendelijk onthaald. Er zijn hier afgezonderde mensen die tot een sekte behoren en als zodanig genoemd worden: Karaïeten; zij hebben lange gele lappen als scapulieren op de rug hangen; voor het overige dragen zij witte klederen en voorschoten van ruwe huiden. De jongelingen dragen een korter kleding en hun benen zijn met banden omwonden; hier zijn er nog ongeveer 400 zulke mannen; voortijds was hun getal sterker, maar ze hebben veel verdrukking geleden; zij stammen af van Esra en hogerop van een nakomeling van Jetro (cfr. fasc. 17, nr. 709, voetnoot 344). Eens had een van hun leraren een groot dispuut tegen een gezaghebbend leraar van de Farizeeën; misschien waren het wel – maar ik ben er helemaal niet zeker van – Sjammaï en Hillel367. 367 Sjammaï en Hillel. – Hillel en zijn school kenmerkten zich door een zekere gematigdheid en lieten zich in de interpretatie van de Wet inspireren door het belang en voordeel van de evenmens, waren vijanden van de vermenigvuldiging der voorschriften. Sjammaï was de strengheid in persoon. Zijn onbuigzame ijver breidde de toepassing van de Wet zo ver mogelijk uit. Het zijn wellicht de twee meest beroemde schriftgeleerden. In Jezus’ openbaar leven liet hun invloed zich nog krachtig gelden. Menige typerende anekdote is aan hun persoon verbonden. Zeer interessant is hieromtrent in D.B. de lezing van kol. 1538-1539 onder IV: “Les scribes célèbres: Hillel et Schammaï.” Karakteriserend voor beide is dat zij er op gesteld waren in alle twistvragen een tegenovergestelde mening er op na te houden. Sjammaï was een tijdgenoot van Hillel, die leefde 50 vóór tot 10 na Christus. “Ten tijde van Christus’ geboorte zetelden in de raad van de schriftgeleerden Hillel en Sjammaï; Fascikel 18 1269 |