| 
 zaten aan de andere zijde der zaal op een verheven terras, dat van 
trappen voorzien en met tapijten en kussens belegd was. 
Jezus leerde hier over de barmhartigheid van God 
jegens zijn volk. Hij had, zegde Jezus, tot zijn volk de 
ene profeet na de andere gezonden, maar dit volk 
had ze allen miskend en mishandeld, en zou nu ook 
in deze tijd de laatste genade verstoten en Hem ook 
zo vreselijk vervolgen. 
Nadat Hij lang over dit onderwerp gesproken had, zeiden 
sommigen tot Hem: “Heer, vertel ons dit eens in een mooie 
parabel!” Toen verhaalde Jezus weer de parabel van de 
koning die zijn zoon naar de wijnberg zendt, nadat 
de trouweloze wijngaardeniers al zijn dienaren 
overvallen en gedood hebben en hoe zij ook deze 
zoon ter dood brengen. (Mt. 21, 33-46). 
Matteüs 21 
De gelijkenis van de onrechtvaardige pachters 
33. Hoort een andere gelijkenis. 
Er was een heer des huizes, die een wijngaard plantte, en er een heg omheen zette, en er een 
wijnpers in groef en een toren bouwde; en hij verhuurde die aan pachters en ging buitenslands. 
34. Toen nu de tijd der vruchten naderde, zond hij zijn slaven naar die pachters om zijn 
vruchten in ontvangst te nemen. 
35. Maar de pachters grepen zijn slaven, sloegen de ene, doodden de andere en stenigden een 
derde. 
36. Hij zond weder andere slaven, nog meer dan eerst, en zij behandelden hen op dezelfde 
wijze. 
37. Ten laatste zond hij zijn zoon tot hen, zeggende: Mijn zoon zullen zij ontzien. 
38. Maar toen de pachters de zoon zagen, zeiden zij tot elkander: Dit is de erfgenaam, komt, 
laten wij hem doden om zijn erfenis aan ons te brengen. 
39. En zij grepen hem en wierpen hem buiten de wijngaard en doodden hem. 
40. Wanneer nu de heer van de wijngaard komt, wat zal hij met die pachters doen? 
41. Zij zeiden tot Hem: Een kwade dood zal hij die kwaden doen sterven en de wijngaard zal hij 
verhuren aan andere pachters, die hem de vruchten op tijd zullen afleveren. 
42. Jezus zeide tot hen: Hebt gij nooit gelezen in de Schriften: De steen, die de bouwlieden 
afgekeurd hadden, deze is tot een hoeksteen geworden; van de Here is dit geschied, en het is 
wonderlijk in onze ogen? 
43. Daarom, Ik zeg u, dat het Koninkrijk Gods van u zal weggenomen worden en het zal 
gegeven worden aan een volk, dat de vruchten daarvan opbrengt. 
44. [En wie op deze steen valt, zal verpletterd worden, en op wie hij valt, die zal hij 
vermorzelen.] 
45. En toen de overpriesters en de Farizeeën zijn gelijkenissen hadden gehoord, begrepen zij, 
dat Hij hen bedoelde. 
Fascikel 14 
778 
 |