| 
 fatsoenlijke vrouw, over wie haar achtbare en voorname 
verwanten zich niet hoefden te schamen. 
526. 
Ook Jakobus de Meerdere zag ik eens hij haar, enige tijd vóór 
Marta haar uitnodigde tot de prediking van Jezus, waardoor zij 
bekeerd zou worden. 
Vol hartelijk medelijden met haar lot ging Jakobus haar opzoeken 
te Magdalum om haar hetzelfde besluit te doen nemen, nl. naar 
Jezus’ preek te gaan luisteren; hij wilde eigenlijk weten hoever 
haar weerspannigheid ging. Ik zag hem later nog meermalen bij 
haar; hij schiep zich de gelegenheid daartoe door boodschappen 
die Marta hem toevertrouwde. Magdalena ontving hem niet in 
haar kasteel (of hoofdgebouw van haar kasteel), maar in een 
bijgebouw. Ze vond behagen in zijn verschijning. 
Jakobus had inderdaad een voornaam en imponerend voorkomen; 
hij sprak bezadigd, verstandig en op innemende wijze; zijn 
woorden waren vol wijsheid; zij veroorloofde hem haar te 
bezoeken, telkens als hij in het gewest zou komen. Anderzijds 
hield zij die bezoeken zo verborgen mogelijk, want ze was toen 
niet zonder relaties. De man met wie ze leefde, bleef onkundig 
van die gesprekken met Jakobus. 
Deze toekomstige apostel sprak haar op geen berispende wijze 
toe, maar met achting en vriendelijkheid; hij prees haar groot 
verstand en nodigde haar uit om toch eens naar Jezus te komen 
luisteren, want een geestrijker man, een welsprekender redenaar 
zou zij nooit hebben gehoord; werkelijk was bij Hem veel te 
leren. Ge hoeft u niet bekommerd af te vragen, redeneerde hij, 
van welk een stand en gezindheid en klederdracht de andere 
toehoorders zullen zijn, ge moogt er in uw gewone opschik 
verschijnen. 
Magdalena nam deze vriendelijke uitnodiging goedwillig aan; zij 
wilde er eens over nadenken; ze was ook zeer geneigd het te doen, 
en toch stelde ze zich nog zo ruw en weerbarstig aan, toen Marta 
Fascikel 14 
762 
 |