| 
 paar kleine korven, en ook kleinere vruchten op een fijngeslepen 
schotel die van bonte, als door elkaar lopende glasdraden 
gevlochten scheen. Daarenboven nam hij ook, in kevies (= kooi 
bv. voor duiventransport) van traliewerk, verscheidene vogelen en 
zeldzame dieren van de grootte van een haas en kat met zich mee. 
Jezus had ondertussen voort over de hardnekkigheid 
geleerd en over de verwoesting, die volgt uit 
toevoegingen aan de waarheid. 
Wanneer nu de oude Jood met zijn gezellen al zijn zeldzaamheden 
in de korven en kooien rondom de leerstoel van Jezus had 
neergezet, baarde dit beweging en opzien in de vergadering. Daar 
de Jood Jezus uitdaagde en hardnekkig bij zijn eerste uitspraken 
bleef, gingen de woorden van Jezus in alles, wat hij aangebracht 
had, in vervulling. 
- 
De vruchten begonnen zich van binnenuit te bewegen; er 
kropen aan alle kanten walgelijke wormen en insecten uit te 
voorschijn; ze vraten de vruchten op, waarin ze ontstaan 
waren, zodat er weldra van een appel niets meer overbleef, dan 
een snippertje schil, dat op de kop van een worm heen en weer 
waggelde. 
- 
De meegebrachte dieren zonken ineen en er brak etter uit, 
waaruit wormen groeiden, die begonnen te knagen aan die 
dieren, die spoedig als rauw vlees werden. Dit alles wekte 
zulk een afkeer, dat de vergadering, die er zich nieuwsgierig 
omheen had verdrongen, angstkreten begon te slaken en het 
hoofd afwendde. 
- 
Dit werd nog erger, toen de Jood zelf, aanstonds daarop, ook 
geheel geel en bleek werd en zich naar één zijde krom 
ineentrok. – Het volk brak bij dit wonder in een luid en groot 
geschreeuw en gegil los; de oude Jood barstte in weeklachten 
Fascikel 14 
691 
 |