| 
 - 
om de inname en verwoesting van Jeruzalem en zijn muren 
onder Nabuchodonosor en 
- 
om het opstellen van afgodsbeelden door Epistemon die ook 
het Wetboek verbrandde. 
- 
Later voegde men er nog als motief bij de verwoesting van de 
tempel door de Romeinen onder Titus met als gevolg de 
onderbreking van het eeuwig dagelijks offer. 
Grote leerrede van Jezus. – 
Bekering van een hardnekkige, drieste Jood. 
483. 
11 juli = 16 Tammoez. – 
De leerlingen hadden alleen de aanzienlijkste burgers tot de 
maaltijd (van gisteren) uitgenodigd en Jezus had hen op zijn beurt 
uitgenodigd tot zijn prediking op heden (nr. 480, midden). Meer 
dan honderd aanzienlijke mannen vergaderden buiten de poort om 
de leerstoel in de schaduw der bomen en ook verscheidene 
voorname vrouwen waren er aanwezig; deze stonden in de 
achterste kring. 
Jezus en de leerlingen begaven zich omstreeks 9 uur daarheen; 
zij waren eerst in het kasteel op de markt geweest, en toen Jezus 
daar zag dat de stadsoverste in plechtig vol ornaat en door de 
stadsraad vergezeld er heen wilde gaan, verzocht Hij hem dit 
niet te doen, maar, gelijk alle overigen, er in lange 
mantel en boetekleed te verschijnen. 
De anderen droegen immers lange, wolkleurige mantels en een 
soort van scapulier, waarvan het borststuk gespleten was bijna 
gelijk de stenen wetstafelen van Mozes, terwijl het rugstuk uit een 
gehele lap bestond. Door een smalle riem waren beide stukken op 
de schouders verbonden; ze waren zwart en bezet met letters van 
verschillende kleuren, die, geloof ik, de 7 hoofdzonden moesten 
voorstellen. 
Fascikel 14 
687 
 |