| 
 van het volk afgespannen. Binnen deze plaats leerde 
Jezus vóór de herberg. Aangezien zich daar onder zijn 
toehoorders rijke handelaars uit de stad bevonden, sprak Hij 
over de gevaren van de rijkdom en van het 
winstbejag; Hij zei dat hun koopmansstand nog 
groter gevaren opleverde dan de tollenaarsstand, 
daar dezen zich gemakkelijker bekeren; Hij wees op 
de kabels die Hem van het gedrang scheidden en 
sprak: “Zulk een touw gaat gemakkelijker door het 
oog van een naald, dan een rijke in het hemelrijk.” 
Die koorden waren van kameelhaar, wel een arm dik (K. denkt 
waarschijnlijk aan haar eigen armen van huid en been zonder 
vlees) en viermaal boven elkaar door de palen getrokken. (Men 
vergete niet dat ook Jezus een oosterling is en om in te scherpen 
dat iets zeer moeilijk is, wijst op iets wat onmogelijk is.) 
De rijkaards verdedigden zich door te zeggen dat zij toch 
aalmoezen van hun winst aan de armen gaven, doch Jezus 
antwoordde hun dat aalmoezen, die zij van het 
zweet der arme mensen afpersten, hun geen zegen 
bracht. Deze verklaring, zoals Jezus ganse leer, beviel die 
kooplieden helemaal niet. (Men kan hier denken aan 
ontwikkelingslanden met hun geweldige tegenstelling of kontrast 
tussen rijken en armen). 
413. 
22 februari. – 
Kislot is een levietenstad in Zabulon, die ten deel viel aan de 
levieten van het geslacht of de familie Merari172. Hier was de 
172 Zabulon, een levietenstad. – De zienster verzekert dit hier zeer beslist 
en zeer bepaald: ze behoort toe aan levieten uit het geslacht Merari. 
Wij kunnen dit aannemen, hoewel Kislot-Tabor in Jos. 19, 31-35 niet onder 
hun steden opgenoemd is. Maar wij lezen in I Kron. 6, 77: “Aan de overige 
levieten, de Merarieten, werden toegewezen uit de stam Zabulon: Rimmon 
en Tabor.” 
Fascikel 13 
529 
 |