| Tegenover vier van deze doorgangen plantte hij rondom de vijver, op gelijke afstanden, vier slanke stammetjes, die van boven schoon groen waren; het waren vier boompjes van een verschillende soort; ze hadden elk hun bijzondere betekenis. In het midden van de vijver plantte hij een speciale boom met smalle bladeren en piramide-vormige bloemtrossen, die met een stekelachtige knoot of bolster omgeven waren; deze boom had een tijdlang half verwelkt vóór zijn spelonk gelegen. 264. De vier boompjes rondom schenen mij eerder dunne heesters te zijn, die bessen droegen (boompjes met in hun kruis rode beiers). Hij hoogde de aarde rondom hun voet op om ze vast te zetten. Nadat hij in het uitgraven van de vijver tot op de bron gekomen was, waar daarna de middelste boom geplant werd, maakte hij een gracht of kanaal om het water uit de beek bij zijn spelonk in de vijver te leiden en ik zag hem in de steppe of wildernis holle rietstengels verzamelen (die in Palestina echte holle stokken zijn) en ik zag hem die als buizen op elkander steken tot een soort pijp of waterleiding; hij bedekte deze met aarde; ze was zo geregeld dat hij ze kon sluiten. Hij had door het struikgewas tot aan de (vijfde) tegenover gelegen doorsnede van de vijverrand een pad gebaand. Dit pad liep rondom de vijver tussen de vijverrand en de vier boompjes, welke hij tegenover vier van de vijf doorsneden van de rand had geplant. Tegenover de doorsnede die tot ingang diende, stond geen boom. Aan deze kant alleen was een toegang tot de vijver; aan de andere zijden was hij slechts door het omlopende pad van de struiken en rotsen gescheiden. Hij plantte op de verhogingen rondom de voet van de vier boompjes een plant die mij niet onbekend is; reeds als kind heb ik ze altijd zeer lief gehad, en wanneer ik ze ergens aantrof, verplantte ik ze in de nabijheid van ons huis; ze heeft en hoge, vette stengel, draagt bruinrode (lichtpurperen) bloembollen en is zeer heilzaam tegen zweren en keelpijn, wat ik heden vernam; hij Fascikel 10 179 |