| Dit wonderbaar visioen had plaats te middernacht; ik ontwaakte dan  en voelde mij zo ziek en zo lijdend.   244. 21 september. – ‘s Morgens zag ik Jezus in een herdersveld aankomen; de dag begon te grauwen; de herders waren reeds uit hun hutten bij het vee; zij kenden Jezus reeds en kwamen Hem tegemoet en wierpen zich voor Hem neer en leidden de beide gasten in een schuur, waarin zij hun gereedschappen bewaarden; zij wasten hun de voeten, bereidden hun een rustplaats en zetten hun brood en kleine bekers voor; zij braadden en zetten hun ook tortelduiven voor; deze vogels hadden hun nesten in de hutten van de mensen en liepen hier in zeer grote menigte als hoenderen rond. Daarna zag ik dat Jezus Eliud terugzond, doch eerst zegende Hij hem, terwijl Eliud knielde; de herders waren hiervan getuige. Jezus zegde tot Eliud dat hij zijn dagen in rust zou sluiten, omdat de weg die Hij als Verlosser moest bewandelen, voor hem te moeilijk was; dat Hij hem in zijn Gemeente aannam, dat hij reeds zijn deel van het werk in de wijngaard volbracht had en daarvoor het loon in zijn Rijk zou bekomen. Hij verklaarde dit met de parabel van de arbeiders in de wijngaard. Sedert het visioen van deze nacht was Eliud zeer ernstig, onhutst en geheel in zichzelf gekeerd. Ik meen gehoord te hebben dat hij Jezus in dit leven niet meer zal weerzien, doch ik ben hier niet heel zeker van. Eliud ontving Jezus op zijn ziekbed op 11 maart volgend jaar en een  week later op zijn sterfbed (zie de nrs. 428, einde en 431, einde).    Ik geloof dat de leerlingen hem het doopsel toegediend hebben.  Van het herdersveld vergezelde Eliud Jezus nog een eind ver; de Heer omarmde hem nu en nam afscheid van Eliud met een mannelijke ontroering. Fascikel 10 129 |