| Toen Jeremia bij de Babylonische gevangenschap de Verbondsark met andere heilige gereedschappen op de berg Nebo liet verbergen (II Makk. 4-8), was dit geheim er niet meer in. Alleen zijn omhulsel werd mee met de Verbondsark in de aarde verborgen. Jeremia kende de inhoud en heiligheid van dat voorwerp en wilde openlijk voor het volk daarover spreken, zoals ook over zijn gruwzame mishandeling, doch Malakias weerhield hem daarvan en nam dit heilig voorwerp in bewaring. Door hem kwam het later in het bezit van de Essenen en door een priester weer in de latere, nagemaakte Verbondsark, want de oude Ark, die Jeremia in de berg Nebo had laten verbergen, werd niet meer teruggevonden. De nagebootste Ark was niet meer zo schoon en ook was er niet alles meer in. Zo was de staf van Aäron bij de Essenen op de berg Horeb, die ook een deel van het heilig, geheimnisvol voorwerp bewaarden (zie nr. 9). Joakim ontvangt de zegen uit de Verbondsark. 27. Ik zag dat de engel met de toppen van duim en wijsvinger een teken maakte op Joakims voorhoofd, of dit zalfde, en dat hij hem een schitterende bete spijs te eten, en een lichtende vloeistof uit een kleine, glinsterende beker, die hij met twee vingeren vasthield, te drinken gaf. Het bekertje had de vorm van de kelk van het Avondmaal, maar was zonder voet (zie schets hierna). Dit spijzigen vertoonde zich aan mij, als gaf hij Joakim een kleine, lichtende tarweaar en een kleine lichtdruif te nuttigen en ik bemerkte dat hierna alle begeerlijkheid en onreinheid uit Joakim geweken waren. Ik zag hierop dat de engel aan Joakim de zegen in zijn heiligste bloesem, in zijn hoogste graad van ontwikkeling meedeelde, de zegen nl. die God aan Abraham had geschonken en die eindelijk, na in het bezit van Jozef te zijn geweest, het ‘Heilige’ van de Verbondsark, de zetel van God onder zijn volk, was geworden. Fascikel 1 105 |