| 
            
             handeling en dit kwam steeds overeen met het ogenblik van de 
            genezing. 
            Ik zag dat de Essenen op Horeb in de wanden van hun spelonken 
            getraliede holten hadden; zij bewaarden daarin zorgvuldig oude, 
            heilige gebeenten, die zij netjes in boomwol en zijde gewikkeld 
            hadden. Dit waren gebeenten van profeten die hier gewoond 
            hadden en ook van Israëlieten die in die omgeving gestorven 
            waren. Er stonden kleine potten bij met levende, groene planten; 
            zij plaatsten brandende lampen vóór die gebeenten, vereerden die 
            en baden er bij. 
            6. 
            Alle ongehuwde Essenen die op Horeb en elders een 
            gemeenschappelijk leven leidden waren van een buitengewone 
            zindelijkheid; zij droegen lange witte klederen. Hun opperhoofd 
            op de berg Horeb droeg bij bepaalde gebedsplechtigheden een 
            eigenaardig, wonderlijk priesterornaat; het vertoonde een grote 
            overeenkomst met dat van de Hogepriester te Jeruzalem, maar het 
            was korter en minder luxueus. 
            Wanneer hij in de grot van Elias op de berg Horeb tot God bad en 
            dan profeteerde, was hij steeds uitgedost met dit heilig kleed dat 
            uit zowat acht delen bestond. Hieronder was een zeer 
            eerbiedwaardig, heilig stuk, een soort schouderkleed of 
            scapulier16, dat borst en rug bedekt en dat Mozes op het blote lijf 
            16 Een soort schouderkleed of scapulier. – Met het oog op de verdere, veel 
            belangrijker verhalen en commentaren gaan wij hier niet in op de gewaden 
            van de hogepriester te Jeruzalem, waarvan die van Arkos een nabootsing 
            waren. 
            Alleen geven wij wat uitleg over het door K. zo genaamde scapulier, maar 
            ook hiervan slaan wij K.’s uiterst gedetailleerde beschrijving over. 
            Zij spreekt herhaaldelijk en wel onder verschillende benamingen van een 
            scapulier, een volkskledingstuk dat men op het blote lijf droeg; het bestond 
            uit twee stukken nogal stijve stoffe, die tot tamelijk laag borst en rug 
            bedekten, met een band op de schouders samenhingen en onder de armen 
            op de heupen eveneens verbonden waren. 
            Dit kleed was bij Arkos primitief gebleven. 
            Fascikel 1 
            31 
             |