background image
zalfde, één en dezelfde persoon is, en geen ander dan de zuster
van Lazarus en Marta103.
103 Één en dezelfde persoon. – Wie Katarina’s verhalen tot hier toe gelezen
heeft, kan er geen ogenblik aan twijfelen. Maar natuurlijk, wie er geen geloof
en waarde aan hecht, kan er anders over denken.
Vele exegeten nemen dan ook aan dat de publieke zondares (Lk. 7, 37) en
Maria-Magdalena (Lk. 8, 2) en Maria (Joa, 12, 3) 3 verschillende personen,
of, volgens anderen, ten minste 2 verschillende vrouwen zijn.
De publieke zondares, die de voeten van Jezus zalfde in het huis van Simon
(Lk. 7, 36-50) kan niet, zeggen zij, Lazarus’ zuster zijn, die Jezus’ voeten
zalfde kort vóór zijn dood (Joa. 12, 3 en ook Mt. 26, 6-13 en Mk. 14, 3-9).
Bovendien, zeggen nog anderen, moet de openbare zondares (Lk. 7, 37)
onderscheiden worden van Maria-Magdalena uit Lk. 8, 2 en deze laatste van
Maria van Betanië (Joa. 12, 3).
De bespreking van dit probleem kan men nazien bij Keulers, commentaar op
Lk. 7, 36. Wetenschappelijk is het vraagstuk niet op te lossen, maar K. geeft
ons de onweerlegbare oplossing.
De identiteit van persoon wordt anderzijds ook door velen aangenomen,
in navolging van Tertullianus, Ambrosius, Hiëronymus, Augustinus,
Gregorius de Grote, Tomas van Aquino en van vele andere leraars, die
houden dat het één en dezelfde vrouw is,
-
die de voeten van Jezus zalfde in het huis van Simon,
-
die door Jezus van 7 duivelen bevrijd werd en
-
die zalvingen aan Jezus verrichtte in het huis van Lazarus,
van wie zij dus een zuster was.
Haar voornaam was Maria, haar bijnaam Magdalena, naar de stad
Magdalum bij het Meer, waar zij een landgoed bezat en woonde.
Wij lezen in Pet. Boll.: “Na het traktaat van de geleerde Fisher, bisschop van
Rochester, heeft de katholieke universiteit van Parijs op 9 november 1521
aan haar leerkrachten verboden de mening die het voor één vrouw opneemt,
in twijfel te trekken en dus verboden de mening aan te hangen, die in de
genoemde passages meer dan één vrouw aanneemt, verboden deze laatste
mening te onderwijzen, te prediken of te verdedigen.” (22 juli, blz. 583-584).
Natuurlijk is de overtuiging die in deze universiteit algemeen aanvaard werd,
geen punt van ons geloof, maar het verbod bewijst in elk geval hoe diep de
geleerden die het uitvaardigden, van die waarheid overtuigd waren. De
andere mening daarentegen heeft geen enkel doorslaand argument.
Fascikel 36
309