background image
Toch smaakte ik ze overzoet, en ik vreesde dat ik wellicht niet
meer nuchter was om ‘s morgens de H. Communie te ontvangen.
Ik had het gevoel dat ik hier niet meer in mijn kamer was, wat
nochtans niet belette dat ik de klok duidelijk, slag op slag, 12 uur
hoorde slaan. Ik telde de slagen één voor één.
2140.
Toen ik ‘s avonds bij de apostelen was en alles overschouwde,
zag ik op de straten vele vreemdelingen heen en weer wandelen of
in groepen bij elkander staan. Ik bemerkte een grote
verscheidenheid van uitheemse klederdrachten en de mensen zelf
waren uit de meest verscheiden volken (Hand. 2, 6), klein en
groot gebouwd en zij spraken onverstaanbaar alle talen door
elkaar. Hun manieren waren eveneens zo vreemd en wonderbaar,
als men hen zich zag keren en wenden en allerlei gebaren tegen
elkander zag maken. Het was als vertelden de enen tegen de
anderen hoe en waar dit en dat geschied was.
Velen bewandelden ook de wegen, waarop de Heer in zijn lijden
door zijn vijanden geleid was geworden, wat een hele omgang
was. ‘s Avonds gingen zij een onderkomen zoeken onder de
ruime afdaken en in de primitieve gelegenheidsherbergen, waar
deze pinksterpelgrims hun nachtverblijf hadden. Ik zag ook hier
en daar in de huizen verradersplannen beramen om de apostelen te
dwarsbomen.
Maar vooral heerste hedennacht een grote drukte onder de leden
van ‘s Heren Gemeente in het Cenakel. Hier, in de zaal van het
Avondmaal (middenzaal) en in de zijgangen waren 120 man
verzameld en ook de H. Maagd met al de H. Vrouwen (Hand. 1,
13-14). Zij schenen mij heden geruster. Vroeger hadden zij
zichzelf dikwijls afgevraagd hoe de Trooster, de H. Geest over
hen zou komen, wat dit toch wel zou zijn, wat Hij hun zou
meebrengen of te betekenen hebben, maar heden hadden zij veel
meer vertrouwen.
Fascikel 34
917