background image
Prat echter, een knap exegeet, maar geen gespecialiseerd topograaf (Jezus
Christus, II, 559), en Meistermann, een eminent Palestina-kenner, maar
soms koppig aan minder waarschijnlijke meningen gehecht, geven de
voorkeur aan de lezing van 60 stadiën en aan de vereenzelviging van
Emmaüs met Qoebeibeh.
Hoewel de algemene mening nu naar Amwas overhelt, zijn er nog vele
voorstanders van Qoebeibeh, die zich beroepen op de 60 stadiën.
De nieuwe liturgische boeken hebben de 60 stadiën behouden.
***
Argumenten voor Amwas.
De voorstanders geven toe dat de handschriften die 60 stadiën hebben, het
talrijkst zijn, maar, zeggen zij, dit groter aantal weegt niet op tegen de
belangrijkheid van de minder talrijke oudste handschriften, die 160 stadiën
hebben. Deze handschriften zijn de oudste, de gezaghebbendste en meest
verzorgde, waarin het minst afschriftfouten voorkomen.
Zo vindt men ook 160 stadiën in het oudste van de bestaande manuscripten,
dat Tischendorf in het Sint-Katarinaklooster op de berg Sinaï tussen de
paperassen teruggevonden heeft.
De naam Amwas zelf is een argument, want Amwas, Amoeas is dezelfde
naam als Emmaüs.
De Romeinen hebben tijdens hun overheersing Emmaüs vervangen door
Nikopolis (stad der overwinning) hetzij in 223 bij de herbouw van de stad, of
onder Septimus-Severus (193-211) na zijn overwinning, hetzij zelfs reeds na
de overwinning der Romeinen in 70.
Maar nooit geraakte de naam Emmaüs in vergetelheid en nam hij naderhand
weer de overhand, zoals het gegaan is met bijna alle inlandse namen die
door Romeinse of Griekse namen vervangen waren.
De traditie pleit voor Amwas.
Zeer oude getuigen van deze traditie zijn: Eusebius, de pelgrim van
Bordeaux (333), Hiëronymus, Sozemenus, Nikoforus, enz.
En dat zij dit Amwas en geen ander bedoelen blijkt uit hun teksten.
-
Zo schrijft b.v. Hiëronymus: “Van Joppe terugkerend ging Paula naar
Nikopolis, dat voorheen Emmaüs heette, waar Onze Heer, herkend
geworden bij het breken van het brood, het huis van Kleofas tot kerk
inwijdde.” (d.i. besliste, beschikte dat over dit huis later een kerk
gebouwd zou worden). “Vandaar vertrekkend, klom zij op (langs de
berghelling) naar Neder- en Boven-Bethoron.”
Fascikel 33
763