background image
bank van 0,35 m hoog, die op een kist gelijkt.   
De middenpilaar die de 2 beuken scheidt, 4 m ten zuidwesten van de 
kruisholte, staat op de plaats waar Jezus na de afdoening van het kruis 
op de schoot van zijn Moeder neergelegd werd; het is de 13e statie (18).  
De vloer van de kapel rust niet overal op rotsbodem.  Boven neemt het 
rotsvlak van Kalvarië slechts het 4e gedeelte van de oppervlakte der 2 
kapellen in, nl. de noordoosthoek met in het midden de kruisholte.   
Dat rotsblok, beneden breder, hangt samen met de rotsbodem.   
De 2 kapellen beneden onder de 2 beuken der bovenkapel zijn in hun 
voorste deel gevormd door gemetselde bogen.  
Als de kruiswegbidders boven hun devotie voldaan hebben, dalen zij 
langs dezelfde Latijnse trap (10) af en bezoeken de 14e statie, de 
neerlegging van Christus in het graf waaruit Hij de derde dag glansrijk, 
glorievol als overwinnaar van de dood is opgestaan.  Over dit graf is 
genoeg gezegd aan het einde van ’t voorgaande en in ‘t begin van dit 
fascikel.  
*** 
Nu willen wij nog de paters Franciscanen volgen in hun oefening die zij 
dagelijks in de H. Grafkerk houden ter verering van Jezus bitter lijden en 
van de heilige plaatsen.  De weg die zij volgen is op het grondplan 
hiervoor in puntlijn uitgestippeld.  
Zoals reeds gezegd is de basiliek tussen de jaren 1960 en 1970, vooral 
echter in de jaren 1967 en 1970, vernieuwd, vereenvoudigd, gedeeltelijk 
herbouwd, doch het grondplan is hetzelfde gebleven.  Het meesterlijk 
bouwwerk van de kruisvaarders met zijn vernuftige inrichting kon niet 
worden verbeterd, maar overtolligheden en onsmakelijkheden die er in 
de loop de eeuwen bijgekomen waren, werden verwijderd.  Aangezien 
de inrichting van de kerk dezelfde gebleven is, zal ook de weg der 
processie niet veranderd zijn.  
De dagelijkse oefening begint (of begon) om 4 uur in de namiddag in de 
kapel van de ‘verschijning van Jezus aan zijn Moeder na zijn Verrijzenis’.  
Deze gelijkt op een aangebouwde kapel, gelegen buiten de omtrek van 
de basiliek; ze heeft 3 altaren aan haar oostkant.  Zie op grondplan: 26 
en a en b.  Het middelste wordt genoemd: altaar der verschijning, want 
hier lokaliseert de traditie Jezus’ eerste verschijning aan zijn Moeder.   
De kapel, aan Maria toegewijd, behoort toe aan de paters Franciscanen, 
Fascikel 32
738