background image
Door de opening of deur van zijn Hart leidt Jezus alle zielen daar
binnen, niet alleen hen die werkelijk in vereniging met Hem leven, maar
met de begeerte ook hen die van Hem afgescheiden zijn.
De zichtbare opening of wonde in zijn Hart verbeeldt de geestelijke ingang in
dat wonderbaar verblijf.
Dit laatste aspect van de betekenis van Jezus’ Hartewonde wordt op
treffende wijze belicht
-
in de openbaringen van Jezus aan de H. Margareta-Maria, en
-
vooral in onze eeuw aan Zr. Jozefa Menendez, die af en toe op mystieke
wijze in dat Hart, als in een plaats van geneugten, als in een paradijs of
hemel mocht binnentreden en daar uren van zaligheid mocht beleven.
Andere malen mocht zij op dat H. Hart tegen zijn borst rusten.
Ook werd aan beide begenadigden beloofd dat dit Hart met zijn
onbegrensde ruimte hun eeuwige woonplaats en hemel zou zijn.
***
Zo sprak Christus eens tot de H. Margareta: “Bezie de wonde in mijn
zijde; ze zal u tot verblijf strekken in tijd en eeuwigheid; daarin
ook zal je het kleed van je onschuld onbevlekt bewaren.”
***
Uit de voorbeelden in het leven van Zr. Jozefa Menendez, die in dit verband
veel talrijker zijn, citeren wij enkel de volgende:
-
“Ik verloor mij (na die zeer zware bekoring) als in een zeer diepe slaap
en ik ontwaakte in de wonde van het goddelijk Hart. Het was de eerste
maal dat ik ondervond wat het zeggen wil “te rusten op Jezus’ Hart”. Nu
weet ik waarheen ik vluchten moet in tijden van bekoring en kwelling; het
is een plaats van rust en van veel liefde.” (Un Appel à l’Amour, 63).
-
“Ik bevond mij opnieuw in de wonde van Jezus’ H. Hart.
Hoewel Hij me niets zeide, heeft nooit groter geluk mij overstroomd.”
(blz. 126-127).
-
“Hij kwam nader; zijn wonde ging open en Hij deed mij binnengaan.
Wanneer ik ze weer verliet, liet Hij me nog eens aanleunen tegen Zijn
Hart en zag me aan. Daarna liet Hij me achter in een diepe vrede.” (blz.
148).
-
“Kom! treed binnen en rust wat uit, je bent uitgeput!” (blz. 136).
-
“Toen opende zich zijn Hart en ik ging binnen. Ik waande me niet meer
op aarde, maar in de hemel.” (blz. 147).
-
Toen trok Hij mij tot zich met een gebaar van onzeglijke tederheid en
opende zijn Hart, zeggend: Kom en rust hier.
Fascikel 31
556