| deze stroom een vaste richting kreeg. De muur was onder de grond verdwenen, maar sedert de opgravingen verheft hij zich thans op sommige plaatsen 3,50 m boven de grond. Was dit verdwenen-zijn van de muur wellicht een gevolg van de aardbeving bij Christus’ dood? Het lijkt er ten minste op. Vele andere gebeurtenissen die K. in dit kapittel vermeldt, kunnen wij natuurlijk niet bewijzen. We zijn ook geneigd te geloven dat zij sommige wijzigingen van de plaatselijke toestanden als met een vergrootglas heeft gezien en bijgevolg het uitzicht van het Meer, zijn oevers en omgeving niet zo erg gewijzigd werd, als schijnt te verstaan te geven. Nog bestaat steeds de heuvel met de tuinen van Serobabel, de zuidelijke vooruitsprong in het Meer. Nu echter werd het zuidelijkst einde op de kust verwijderd om plaats te maken voor een weg. Nog bestaat de grotere vlakte van Gennezaret met de resten van Betsaïda, de kleinere vlakte Tabiga met de beroemde bronnen, enz. Waarschijnlijk heeft K. kleine wijzigingen overdreven voorgesteld. (Voor dorp van Serobabel, Klein dal Tabiga, met de haven, enz. zie fasc. 9, nrs. 205 en 209). Fascikel 31 539 |