background image
Hij is een Profeet, Hij is onze Koning, Hij is waarlijk de Zoon van
God!”
Deze onverwachte afstraffing uit de mond van een ellendig
gekruisigde bracht hen in opschudding en zij zochten naar stenen
om de boeteling aan zijn kruis te doden, doch de hoofdman
Abenadar verijdelde hun opzet, dreef hen uiteen en herstelde de
orde en de rust.
De H. Maagd voelde zich ondertussen geheel gesterkt door het
gebed van Jezus. Dismas bestrafte ook zijn lotgenoot, die vol
woede zijn verwijt tegen Jezus herhaalde: “Als Gij de Messias
zijt, help Uzelf en ons!” Dismas nam het voor Jezus tegen hem
op: “Vreest ook gij God nog niet, terwijl gij toch dezelfde straf
ondergaat en wij terecht, want wij ontvangen loon naar werken,
maar Deze heeft niets verkeerds gedaan. Bezin u in uw laatste
uur en bekeer u.”
Hij was inwendig zeer verlicht, sterk ontroerd en hij beleed nu
zijn schuld aan Jezus met deze woorden: “Heer, indien Gij me
verdoemt, dan treft mij de straf die ik verdien, doch ik smeek U,
erbarm U over mij.”
Jezus antwoordde hem: “Gij zult mijn
barmhartigheid ondervinden.”
Dismas ontving nu de genade van een intens berouw gedurende
ongeveer een kwartier.
Al het laatst verhaalde geschiedde voor het grootste gedeelte
terzelfder tijd of het volgde althans vlug op elkaar, van 12 uur tot
half één, zonneuur en het was begonnen toen het kruis nauwelijks
een paar minuten opgericht was. Er werd echter een grote
ommekeer in de zielen van de meeste toeschouwers
teweeggebracht, want de goede moordenaar was nog niet
uitgesproken, of er ontstond een groot teken in de natuur, dat allen
met angst vervulde.
Fascikel 31
490