background image
Joannes en Magdalena brachten haar weg, doch nauwelijks was
zij weer tot haarzelf gekomen en een weinig hersteld, of zij liet
zich andermaal tot Jezus brengen, doch nu naar het paleis van
Pilatus.
De ontrouw van de vrienden in de nood moest ook Jezus op
deze tocht ondervinden.
De inwoners van Ofel waren allen op een plaats op de weg
verzameld. Toen zij Hem nu zo vernederd, veracht, ontdaan
voorbij zagen komen en hoe Hij door de beulen als een dier
geslagen werd, werden ook zij in hun geloof geschokt; zij konden
zich niet voorstellen dat de Koning, de Profeet, de Messias, de
Zoon van God zich in zulk een ellendige toestand kon bevinden.
Daarenboven werden zij door voorbijgaande Farizeeën bespot om
hun verknochtheid aan Jezus: “Beziet nu maar uw nette koning,
begroet Hem, maar nu zwijgen jullie! Wij voeren Hem naar zijn
kroning en troonsbestijging. Het is nu uit met zijn wonderen. De
hogepriester heeft Hem zijn toverkunst afgeleerd!”.
Die goede mensen, die zo vele genezingen en genaden en andere
weldaden ontvangen hadden, begonnen bij het zien van dit
verschrikkelijk schouwspel, dat de eerbiedwaardigste mannen van
het land, de hogepriester en Hogeraadsleden hun onder de ogen
brachten, te wankelen in hun geloof.
-
De besten trokken zich twijfelend terug, terwijl
-
de slechtsten zich zelfs honend aansloten bij de stoet op een
plaats die hun daartoe de mogelijkheid bood. Immers de
toegangen waren hier en daar afgezet door de wachten van de
Farizeeën met het doel wanordelijkheden te voorkomen.
Fascikel 30
271