background image
vaags of onjuist zijn, zoals in ‘t geval waar ze zegt dat offerbloed in de vijver
Bethesda vloeide, terwijl het in werkelijkheid in het Kedrondal uitmondde
dicht bij die vijver en wel door een riool die naast de vijver passeerde.
Bedoeld kan eerder zijn een gracht of put in de buurt van de vijver.
In augustus 1820 verhaalde de zienster: “Men GROEF een put, waarin de
heilige vaten verborgen werden en daartussen het vuur dat men van het
altaar weggenomen had. De gracht (of put) werd bedekt met balken van
verschillend hout, waaronder zich de balk bevond die de stam vormde van
Jezus’ kruis. Men wierp er dan aarde over, zodat er niets meer van te
bemerken viel. Op een vroeger tijdstip stond deze balk als boom bij de
Kedronbeek. Terwijl hij voort groeide, helde hij zo laag over de beek, dat
men, er over gaande als over een brug, op de andere kant kon komen.” (Vie,
II, 485).
In nr. 1051 noemt zij nogmaals de vijver Bethesda als de put waarin het vuur
verborgen werd en aan dat vuur zou de vijver zijn latere wonderkracht te
danken gehad hebben (zie fasc. 22, nr. 1051).
“Toen het wonder van dat vuur de koning van Perzië ter ore gekomen was”,
zegt II Makk. 1, 34, “liet hij een onderzoek instellen, de plaats met een
heining omringen en tot een heilige plaats verklaren.”
Dit doet weer meer aan de eigenlijke vijver denken, maar sluit toch ons
boven gegeven vermoeden niet uit, dat een put in de dichte nabijheid
bedoeld zou kunnen zijn.
Fascikel 29
147