background image
kostbaarheden, die men ten bate der armen had kunnen besteden.
Door Judas tegengehouden bleef Magdalena daar onder haar
sluier hevig staan wenen.
Maar Jezus zegde hun haar door te laten en
verklaarde plechtig dat zij Hem tegen zijn dood
gezalfd had – wat zij daarna niet meer zou kunnen –
en dat overal waar het Evangelie gepredikt zou
worden, gewag gemaakt zou worden zowel van haar
edelmoedige daad als van hun kleinzielig gemor (Mt.
26, 11-13).
Magdalena ging nu zielsbedroefd heen; de maaltijd was door het
morren der apostelen en door het verwijt van Jezus gestoord.
Hij sprak nog een korte wijle en dan keerden zij allen naar
het huis van Lazarus terug.
Nu bereikten de verbittering en geldgierigheid in Judas hun
toppunt; hij dacht bij zichzelf dat hij die rotte boel (waar zulke
verkwisting goedgepraat werd, terwijl hij met het beheer van de
gelden belast was), niet langer kon verdragen. Zonder zijn
bedoeling te laten merken, legde hij zijn feestkleed af en nam de
schijn aan, als moest hij zich verwijderen om in het huis waar zij
gegeten hadden, het overschot van de maaltijd in bewaring te
plaatsen voor de armen. Maar in de plaats daarvan liep hij in
allerijl, als onder de prikkel van sporen, naar Jeruzalem.
Ik zag de duivel als een rood, spits, dunlijvig spook gedurig bij
hem; hij liep vóór en achter hem, als lichtte hij hem voor.
Judas zag in de duisternis en liep met vaste stappen zonder zich te
stoten884. Ik zag hem te Jeruzalem in het huis lopen, waar Jezus
later bespot zal worden (nr. 1828).
884 K. ziet de duivel onder de gedaanten van dieren die door hun aard enige
overeenkomst vertonen met de zonde die zij voorstellen en waartoe de
duivel de mensen bekoort.
Hierop is reeds de nadruk gelegd in fasc. 10, nr. 294,voetnoot 90.
In nr. 1894 zullen wij hierover misschien nog een uitvoeriger nota plaatsen.
Fascikel 28
3300