background image
zullen tot het Rijk Gods komen. Dit Rijk zal tot de
heidenen overgaan en een tijd zal aanbreken
waarin alles duister zal zijn in het Oosten en alles
helder in het Westen.
Hij waarschuwde ook om het goede (zoveel mogelijk)
in het geheim te doen, zoals ook Hij gedaan had en
Hij zei dat Hij nu zijn loon op de middag zou
ontvangen865.
Ook zegde Hij iets dat betrekking had op de
moordenaar aan wie zij boven Hem de voorkeur
zouden geven. Ik kan u nog niet alles bekend
maken, sprak Hij, maar eer het zover is (vóór mijn
dood), moet Ik u nog veel zeggen (cfr. Joa. 16, 12).
Johannes 16
Het werk van de Trooster
5. En nu ga Ik heen tot Hem, die Mij gezonden heeft, en niemand van u vraagt Mij: Waar gaat
Gij heen?
6. Maar omdat Ik dit tot u gesproken heb, heeft droefheid uw hart vervuld.
7. Doch Ik zeg u de waarheid: Het is beter voor u, dat Ik heenga. Want indien Ik niet heenga,
kan de Trooster niet tot u komen, maar indien Ik heenga, zal Ik Hem tot u zenden.
8. En als Hij komt, zal Hij de wereld overtuigen van zonde en van gerechtigheid en van oordeel;
9. van zonde, omdat zij in Mij niet geloven;
10. van gerechtigheid, omdat Ik heenga tot de Vader en gij Mij niet langer ziet;
11. van oordeel, omdat de overste dezer wereld geoordeeld is.
12. Nog veel heb Ik u te zeggen, maar gij kunt het thans niet dragen;
13. doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid, zal Hij u de weg wijzen tot de volle
waarheid; want Hij zal niet uit Zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de
toekomst zal Hij u verkondigen.
14. Hij zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het mijne nemen en het u verkondigen.
15. Al wat de Vader heeft, is het mijne; daarom zeide Ik: Hij neemt uit het mijne en zal het u
verkondigen.
Uit: NBG-vertaling 1951
865 Jezus zal zijn loon op de middag ontvangen, nl. na in het verborgen
zonder baatzucht en louter voor Gods glorie gewerkt te hebben.
Hij, zoals wij later, worden dan in het openbaar beloond.
Zo voer Jezus ten hemel en ontving Hij klaarblijkelijk zijn loon op het
middaguur, gelijk het later uit K.’s verhalen zal blijken.
Fascikel 28
3248