background image
Jezus besloot deze morgen zijn onderricht over het
gebed. Hij ging daarbij te werk als een onderwijzer
van kinderen. Hij ondervroeg heden weer een voor
een zijn leerlingen over de verklaringen, die Hij hun
gisteren gegeven had. Hij verbeterde hun verkeerde
antwoorden, herhaalde wat Hij reeds gezegd had en
legde nog eens duidelijk uit wat zij minder goed
begrepen hadden.
Tenslotte herhaalde Hij geheel het gebed en legde
voor allen het woordje ‘Amen’ uit, zoals Hij het op
Cyprus gedaan had. Hij kwalificeerde het woordje
‘Amen’ als het woord dat alles in zich bevat, het
begin en het einde (de sleutel waarmee men iets
begint, tot stand brengt en het voltooit).
Rondom Hem waren een vijftigtal mensen, hetzij leerlingen,
hetzij anderen. Ook kwamen er een paar Farizeeën van Betsaïda-
Julias, die nog een gedeelte van zijn uiteenzetting hoorden, en één
van hen nodigde Hem uit tot een maaltijd in zijn huis te Julias en
Jezus nam het aan.
Terwijl Jezus met de leerlingen op weg was naar Betsaïda-Julias,
wandelde Hij eerst meer zuidelijk dan de Jordaanbrug, een eind
ver in de richting van het Betsaïda ten westen van de Jordaan tot
bij een herberg, waar zijn H. Moeder, de weduwe van Naïm en
Lea op Hem wachtten. Deze Lea was dezelfde die geroepen had
“Zalig de schoot die U gedragen heeft.” Buiten deze behoorden
nog twee andere vrouwen tot het gezelschap. Immers, alleen de
Jeruzalemse vrouwen waren van Kana weggereisd.
Daar Hij nu over de Jordaan wilde gaan en aan de overzijde van
de stroom het volk wilde gaan onderwijzen en door het land
(zuidwaarts) trekken, kwamen zij afscheid nemen.
Maria was zeer bedroefd. Ook heb ik Jezus haar zelden
met zulk een teder medelijden zien troosten; zij was
met Hem alleen in een kamer, ten prooi aan allerlei sombere
Fascikel 26
2792