background image
14. Doch wanneer iemand misdadig handelt tegen zijn naaste en hem met list doodt, dan zult
gij hem van mijn altaar weghalen, opdat hij sterve.
15. Wie zijn vader of zijn moeder slaat, zal zeker ter dood gebracht worden.
16. Wie een mens rooft, hetzij hij hem reeds verkocht heeft, hetzij deze nog in zijn bezit wordt
aangetroffen, zal zeker ter dood gebracht worden.
17. Wie zijn vader of zijn moeder vervloekt, zal zeker ter dood gebracht worden.
18. Wanneer mannen twisten en de een slaat de ander met een steen of met de vuist, zodat
deze wel niet sterft, maar bedlegerig wordt,
19. dan zal hij die de slag gaf, ongestraft blijven, wanneer de ander opstaat en met zijn stok
buiten wandelt; slechts diens gedwongen rusttijd zal hij vergoeden en voor genezing zorgen.
20. Wanneer iemand zijn slaaf of zijn slavin met een stok slaat, zodat deze onder zijn hand
sterft, zal deze zeker gewroken worden.
21. Slechts indien hij een dag of twee in leven blijft, zal hij niet gewroken worden, want het is
zijn eigen geld.
22. Wanneer mannen vechten en een van hen stoot een zwangere vrouw, zodat haar vrucht
afgaat, maar zonder ander letsel, dan zal zeker een boete worden geëist, naardat de man van
die vrouw hem oplegt, en hij zal het volgens besluit van de rechters geven.
23. Maar indien er een ander letsel is, zult gij geven leven voor leven,
24. oog voor oog, tand voor tand, hand voor hand, voet voor voet,
25. blaar voor blaar, wond voor wond, striem voor striem.
26. Wanneer iemand het oog van zijn slaaf – of het oog van zijn slavin – raakt en het vernielt,
zal hij hem om zijn oog vrijlaten.
27. En indien hij een tand van zijn slaaf – of een tand van zijn slavin – uitslaat, zal hij hem om
zijn tand vrijlaten.
28. Wanneer een rund een man of een vrouw stoot, zodat deze sterft, dan zal het rund zeker
gestenigd worden en zijn vlees zal niet gegeten worden, maar de eigenaar van het rund zal
vrijuit gaan.
29. Indien echter dat rund reeds vroeger stotig was en zijn eigenaar gewaarschuwd was, maar
hij het niet bewaakte, en het doodt een man of een vrouw, dan zal het rund gestenigd worden,
maar ook de eigenaar zal ter dood gebracht worden.
30. Indien hem een zoengeld opgelegd wordt, dan zal hij alles wat hem opgelegd wordt, als
losprijs voor zijn leven geven.
31. Stoot het een zoon of een dochter, dan zal met hem gehandeld worden volgens dezelfde
verordening.
32. Maar indien het rund een slaaf of een slavin stoot, dan zal hij dertig sikkels zilver aan de
heer van deze geven, en het rund zal gestenigd worden.
33. Wanneer iemand een put opent, of wanneer iemand een put graaft, zonder die te
bedekken, en er valt een rund of een ezel in,
34. dan zal de eigenaar van de put vergoeding geven: hij zal er geld voor teruggeven aan de
eigenaar ervan, maar het dode dier zal zijn eigendom zijn.
35. Wanneer iemands rund het rund van zijn naaste stoot, zodat het sterft, dan zal men het
levende rund verkopen en zijn prijs verdelen en ook het dode dier zal men verdelen.
36. Of als het bekend was, dat het rund reeds vroeger stotig was, en als zijn eigenaar het
desondanks niet bewaakte, dan zal hij volledig rund voor rund vergoeden, doch het dode dier
zal zijn eigendom zijn.
Uit: NBG-vertaling 1951
***
De synagoge was bomvol met mensen en bovendien stond nog
een grote menigte buiten; alle vensters en deuren waren opengezet
Fascikel 22
2056