background image
Jezus in de herberg van Jozef en Maria bij
Jeruzalem.
(die wij lokaliseerden te Qatamin, zie fasc. 4, nr. 103, voetnoot 221)  
1025.
Ik zag Jezus met zijn gezelschap ‘s middags vóór de poort (van
Jeruzalem) waardoor men naar Bethlehem gaat, ongeveer een
kwartier van de stad, in het huis waar Maria en Jozef vertoefden
toen zij naar Jeruzalem gingen, om Hem als Kind van veertig
dagen in de tempel aan God op te dragen.
Op haar reis naar de kribbe te Bethlehem had ook de H. Anna hier
overnacht, en ook Jezus was in zijn 12e jaar hier geweest, toen Hij
bij de Olijfberg zijn afreizende ouders had verlaten en naar
Jeruzalem teruggekeerd was.
In deze herberg wonen zeer vrome, eenvoudige mensen, bij wie
Essenen en andere brave mensen op hun reis een onderkomen
vinden; zij voelen er zich als thuis. Hier woonden nu de kinderen
van de ouders van toen. Ook leefde nog een oude man, die zich
alles nog levendig herinnerde; zij kenden Jezus niet meer;
sedertdien was Hij hier niet meer geweest, en zij meenden dat Hij
wellicht Joannes de Doper was, van wie zij meenden dat hij nu op
vrije voeten gesteld was.
Ik was hier getuige van een zeer aandoenlijk tafereel:
zij toonden aan Jezus in een hoek van het huis het beeld van een
Kindeke, zorgvuldig ingebakerd en juist gekleed zoals Jezus er
uitzag, toen Maria Hem naar de tempel bracht; ook lag het in een
kribje als het zijne en er brandden lampen en lichten hij, waarvan
de schijn als uit papierzakken of lampions kwam.
Zij zeiden tot Jezus: “Jezus van Nazareth, de grote Profeet, vóór
33 jaren te Bethlehem geboren, is met zijn Moeder hier geweest.
Een Gezant die van God komt, moet men eren en daarom vieren
wij 6 weken lang zijn geboortedag; dit is wel beter dan de
geboortedag te vieren van Herodes, die geen profeet is!”
Fascikel 22
1928