background image
Maria van Kleofas en andere zieken genezen. –
Nogmaals morrende Joannes-leerlingen.
912.
30 november; Sabbat. –
Jezus had ‘s morgens voor een grote menigte volk in
de synagoge geleerd. Maria van Kleofas’ ziekte nam
dermate toe, dat de H. Maagd iemand tot Jezus zond en Hem om
zijn tussenkomst bad.
Jezus kwam hierop naar het huis van Petrus dicht bij de stad.
Maria, de Moeder van Jezus en Maroni, de weduwe van Naïm,
waren in het huis, ook de zonen van de zieke vrouw, die
leerlingen van Jezus waren en haar broers die leerlingen van
Joannes waren. Vooral de kleine Simeon; haar achtjarig zoontje
uit haar derde huwelijk met Jonas, was gevoelig voor de ziekte
van zijn moeder. Deze Jonas was een jonger broer van Petrus’
schoonvader; hij was bij hem op het schip geweest (bij Petrus) en
is sedert een half jaar gestorven.
Jezus trad bij haar bed, bad en legde zijn hand op
haar; zij was door de koorts geheel afgemat. Dan
vatte Hij haar bij de hand en zei: “Ge zult niet meer
ziek zijn!” Hij gebood dat men haar te drinken zou
geven en men bracht haar te drinken in een schaal;
zij moest ook een brok brood eten. Hij beval dit schier
aan alle zieken die Hij genas en ik verstond dat zulks
een symbolische handeling was, die op het H.
Sacrament betrekking had; Hij zegende meestal deze
spijs.
De vreugd van haar zonen en vooral van de kleine Simeon was
onbeschrijfelijk, toen zij hun moeder gezond zagen opstaan en
dan de andere zieken zagen dienen, want Jezus ging aanstonds uit
het huis en begon de vele zieken in de zijgebouwen te genezen.
Bijna allen waren het zieken die sedert lang opgegeven waren en
Fascikel 20
1650