background image
Zijn stiefmoeder toog met haar twee meisjes na hem naar
Jeruzalem en bekeerde zich tot het Jodendom. Zij had ook 2
zonen, maar deze waren bij een oom thuis achtergebleven.
Nu was ook deze oom met de 2 zonen hier aangekomen.
De stiefmoeder is ook met hen meegekomen. (Dus was ze na
haar bekering weer huiswaarts gekeerd, of was hen tegemoet
gegaan of in een haven gaan afhalen). De familie was rijk maar
de vader was dood. Hun vaderstad was Patras in Griekenland.
Saturninus was een nakomeling van koningen; hij werd een
nederige en ijverige leerling van Jezus; hij beleefde het groot
geluk, zoals gezegd, zijn laatst aangekomen oom en stiefbroeders
te dopen.
(Alles is te vergelijken met zijn levensschets in de nrs. 2308‐2309, 
indien wij ze later kunnen opnemen.   
Men kan ook de passage nr. 1582 hier in verband mee brengen over 
het verhuizen van koning Mensor naar Kreta, juist onder Griekenland, 
vaderland van Saturninus).  
***
894.
Deze morgen werden nog een twaalftal anderen gedoopt.
Wanneer zij in de gracht rondom het bekken traden, schortten zij
het lange gewaad op en leunden, terwijl zij de doop ontvingen, op
de rand van het bekken. Dan gingen zij terug in de loofhut en
deden andere klederen aan. Het witte, lange hemd is, geloof ik,
slechts een doopmantel, waaronder zij alleen de lendendoek
aanhielden.
De Joden bekommeren zich niet om de gedoopte heidenen; indien
zij bij de priesters niet om de besnijdenis komen vragen, tellen zij
hen niet mee en overigens schijnt er hun niet veel aan hun
bekering gelegen te zijn; ze zijn immers uiterst lauw en schuwen
de moeite. Kornelius die onder hen woont en de synagoge liet
bouwen, zal wel de besnijdenis moeten aannemen, indien hij in
hun gemeenschap ingelijfd wil worden.
Fascikel 20
1621