background image
Nu kwam de man bij Jezus, viel voor Hem neer en klaagde Hem
zijn nood en Jezus ging naar het hol en beval het kind vóór
zijn Heer te komen; het kwam er ootmoedig uit en wierp zich
vóór Jezus neer en Jezus legde het de handen op en beval
de satan te wijken; het knaapje zonk in een korte onmacht
neer en ik zag als een donkere damp eruit wijken. Daarna richtte
het zich op, liep naar zijn vader en sprak hem aan; deze omarmde
zijn zoontje en wierp zich, samen met zijn kind, onder
dankzegging voor Jezus neer. Jezus vermaande de vader
en beval hem zich te Ennon te laten dopen.
In de stad Endor zelf ging Jezus niet; de voorstad, waar Hij was,
heeft nu mooier gebouwen dan Endor zelf, daar ze meer tegen de
weg ligt. Endor heeft een doods, afgelegen en verlaten
voorkomen; een deel van de stad ligt woest en er zijn veel vergane
muren; het ziet eruit, gelijk wanneer er ergens gras op de straten
groeit; er wonen vele dienstbare, afhankelijke heidenen, die tot
allerlei openbare dwangarbeid gehouden zijn; de weinige rijke
Joden die daar zijn, kijken schuw uit de deuren en trekken hun
kop terug, als vreesden zij dat iemand hun het geld achter de rug
weg zal stelen. (Alles te vergelijken met wat K. over Endor reeds
zegde in fasc. 9, nr. 234, etc.).
Jezus bij bejaarde verwanten en te Ebez (Abez).
823.
Uit (Nazara) de voorstad van Endor ging Jezus nog ongeveer 1,5
uur of 2 uren noordoostwaarts en kwam in de ingang van een dal;
dit dal loopt uit de Esdrelonvlakte naar de Jordaan langs de
noordzijde van het gebergte Gilboa.
Fascikel 19
1446