background image
703.
13 september. –
Deze morgen ging Jezus met de leerlingen naar de stad; onderweg
ging Hij bij een bron (of vijver) zitten (fasc. 16, nr. 655, voetnoot
305); de levieten en aanzienlijksten uit de stad, die door de
vooruitgezonden leerlingen op de hoogte gebracht waren van
Jezus’ komst, kwamen Hem hier zeer eerbiedig tegemoet en
leidden Hem in een tent, wasten Hem de voeten en boden Hem
een ontbijt aan.
In de stad gekomen ging Hij recht naar de synagoge,
voerde er het woord en genas vele zieken, die daar
verzameld waren; onder hen bevond zich menig
teringlijder. Ook in verscheidene huizen bezocht Hij
zieken. Om 3 uur was er een maaltijd, Hij at met de levieten en
anderen in een openbaar huis; de gerechten werden uit het
spijzenhuis aangebracht.
‘s Avonds met het begin van de sabbat, leraarde Jezus
in de synagoge; ik vertel later wat Hij leerde.
‘s Morgens sprak Hij lang over Mozes in de woestijn op
de berg Sinaï of Horeb, en over de vervaardiging van
de Verbondsark, van de toonbrodentafel en andere
tempelmeubelen, want de inwoners van hier hadden
offeranden daartoe gegeven (Ex. 25, 1-10; 36, 1-7) en Hij zei
dat die offergaven een voorafbeelding waren. Hij
vermaande hen om nu in de tijd van de vervulling
ook hun harten en zielen door berouw, boete en
bekering ten offer te brengen.
Hij bracht die vroegertijdse offeranden met hun
tegenwoordige toestand in verband, maar ik weet niet
meer juist hoe Hij ze er op toepaste.
Terwijl Jezus sprak zag ik zeer nauwkeurig en omstandig dat, ten
tijde van de uittocht uit Egypte, de schoonvader van Mozes
Fascikel 17
1166