background image
Tweede dag te Kafarnaüm.
619.
24 augustus = 1 Eloel; Sabbat; Nieuwe Maan. –
Jezus ging deze morgen zeer vroeg naar Kafarnaüm; er waren
onbeschrijfelijk vele mensen en zieken vóór de synagoge
samengestroomd; Hij genas er vele.
Toen Hij de synagoge binnentrad, waarin de Farizeeën zich
ondertussen verzameld hadden, schreeuwden vele bezetenen, die
ook reeds binnen waren, Hem tegen.
Vooral kwam één van hen, die in hoge mate razend was, op Hem
toe gesprongen en riep: “Jezus van Nazareth, wat hebben wij met
U te doen? Waarom komt Gij ons vernietigen? Ik ken U wel!
Gij zijt de Heilige Gods!” Jezus beval de boze geest te
zwijgen en uit de mens te varen. Hierop stortte de man als
teruggeslagen tussen de andere bezetenen achteruit, vertrok en
wrong zich en de duivel voer met een groot geschreeuw uit hem;
nu was de man volkomen gerust en wierp zich vóór Jezus neer.
Vele mensen en vooral de leerlingen zeiden toen, ten aanhoren
van de Farizeeën, die er zich grotelijks aan ergerden: “Wat is dat
toch voor een nieuwe leer en wie mag Hij wel zijn? Hij heeft
macht over onzuivere geesten!”
Hier was zulk een verbazende menigte en zo vele zieken in en om
de synagoge samengestroomd, dat Jezus op een plaats van
de synagoge moest leren, waar Hij uitzicht had naar
binnen en dan weer naar buiten. Alle gangen en zalen
om de synagoge waren opengezet. Rondom het voorhof waren
verscheidene gebouwen, die van trappen voorzien waren, waarop
men kon staan en de lering horen en van waar men weer aan de
andere zijde van het voorhof kon afdalen. Beneden waren allerlei
cellen en kamertjes voor oefeningen van boete en gebed. Alles
stond vol toehoorders en bepaalde plaatsen vol zieken.
Fascikel 16
983