background image
(Bedoeld is het meer bij de baden van Betulië, klaar aangetekend op 
grote kaart 2, zowat 8 km ten westen van Magdalum.   
Uit deze mededeling is op te maken dat Jezus de weg gekozen heeft 
die tussen Nimrin en Qoroen Hattin noordwaarts loopt, niet die 
welke oostwaarts in de richting van Tiberias loopt.   
Ter hoogte van de lustplaats slaat Hij de weg in, die oostwaarts door 
de vallei Hamam of over de heuvelen loopt).  
In de omstreken van de baden van Betulië zijn vele landhuizen
met prachtige tuinen en op een berg staan oude torens. Daar
begint reeds de heerlijke landstreek Gennezaret; me dunkt de
lustplaats met het meer ligt op één (horizontale) lijn met
Magdalum. In de velden van deze streek staan verscheidene
wachttorens verspreid, gelijk die welke men in de vlakte van
Magdalum aantreft. Op de berg waarop de oude torens staan (nl.
Nimrin of de nabije westelijke heuvel), liggen op de (noordelijke)
helling de warme baden.
Toen Jezus in de nabijheid van Kafarnaüm kwam, sloegen
verscheidene bezetenen vóór de poorten en ook in de stad aan het
razen. Ze riepen: “De Profeet komt! Wat wil Hij hier? Wat heeft
Hij met ons te maken?” Ze sloegen op hol en liepen verward uit
elkaar. Bij Jezus’ aankomst kon het 2 uur in de namiddag zijn.
Vóór de stad had men een tent opgericht. De hoofdman en de
vader leidden de genezen jongeling tussen zich tot Jezus. Op hen
volgde de gehele familie, alle knechten, onderhorigen en slaven;
dit waren heidenen die Herodes hem had toegezonden; het was
een ganse processie; allen wierpen zich vóór Jezus neer en
betuigden Hem hun dank; zij wasten Jezus hier de voeten en
boden Hem een voorgerecht aan van brood en wijn. De genezen
jongen knielde neer voor Jezus, die hem onder
vermaningen de hand op het hoofd legde.
Te voren heette hij Joël en nu kreeg hij (van Jezus) de naam Jesse;
de hoofdman heette Serobabel.
Deze nodigde Jezus nu dringend in zijn huis te Kafarnaüm uit, om
er een maaltijd te nemen. Maar Jezus weigerde en verweet
Fascikel 15
866