background image
Deze ontstaan aan de oostrand van de hoogvlakte, richten zich
westwaarts, doorsnijden eerst de heuvelachtige bergrug en daarna
de hellingen door diepe beddingen; eindelijk ontlasten zij hun
wateren door een menigte voorname uitmondingen in de Dode
Zee en de Jordaan.
Flavius Josephus beschrijft de vruchtbaarheid van het land
(Adloen en Belqa) als volgt: “Het overtreft Galilea in oppervlakte,
doch, vergeleken met Galilea, mag men het dor en onvruchtbaar
noemen. Op niet weinig plaatsen nochtans is de grond zo
uitstekend, dat alle vruchten er gedijen. Op die vruchtbare
plaatsen groeit dan ook de wijnstok, de olijf- en de palmboom; ze
worden rijkelijk besproeid door rivieren, die, dankzij bestendige
bronnen, ook in het hart van de zomer blijven vloeien.”
IV. Twee rivieren:
Hiëromax (Sjeriat) en de Jabbok (Zerqa).
Twee rivieren vooral dienen in ogenschouw te worden genomen;
het zijn de Hiëromax (Sjeriat) en de Jabbok (Zerqa).
Deze zijn het die Oost-Jordaanland in drieën delen en de aandacht
trekken door hun lengte, breedte en diepte.
a) Hiëromax.
Verbasterde Griekse naam van de Hebreeuwse naam Jarmoek.
Naar de volksstam die op zijn boorden kampeerden, noemde men
hem Sjeriat el-Menadireh, drenkplaats van de Menadieren. Het is
de grootste stroom van Transjordanië, de waterrijkste bijrivier van
de Jordaan.
Zoals de Kison de Esdrelonvlakte draineert, zo leidt hij het water
af van het hoge gebergte en de uitgestrekte vlakten van Hauran.
Een heel speciale en waterrijke bovenloop heet el-Ehréir.
De bijrivieren van de Hiëromax komen niet alleen uit het oosten,
maar ook uit het noorden en het zuiden. De grootste is de nahr er-
Fascikel 8
128