background image
Herhaaldelijk hebben verlichte mensen voorspeld dat mijn Zoon in de
toekomst grote dingen zou verwezenlijken. Voorts hebben de engelen Hem
dikwijls op waarneembare wijze diensten bewezen. Het is onnodig in alle
bijzonderheden af te dalen, daar men in de evangeliën de tekenen en
bewijzen kan vinden zowel van zijn werkelijke Godheid als van zijn
waarachtige mensheid.
Gekomen tot de jongensleeftijd legde Hij Zich toe op voortdurend gebed.
Hij vergezelde ons met de wettelijke hoogfeesten naar Jeruzalem, en
daarbuiten nog naar andere bedevaartplaatsen.
Zijn aangezicht, Zijn blik waren zo minzaam en vriendelijk, zijn gesprekken
zo aangenaam, dat vele bedrukten zeiden: “Laten wij de Zoon van Maria
opzoeken; wij zullen verlichting en troost in ons leed bij Hem vinden!”
Na nog meer in jaren toegenomen te zijn en ook in wijsheid, waarmee Hij
van het begin af aan vervuld was, verrichtte Hij eerbaar handwerk en
moedigde ons in het bijzonder aan met woorden van troost over God, zodat
wij voortdurend met onuitsprekelijke (geestelijke) vreugde vervuld waren.
Verkeerden wij in vrees, in kommer, armoede en moeilijkheden, dan
vervaardigde Hij goud noch zilver, maar Hij maande ons aan tot geduld en
wij werden wonderbaar voor afgunstigen behoed. In ons onderhoud werd
voorzien, nu eens door medelijdende zielen, dan weer door ons eigen
handwerk, zodat wij het noodzakelijke niet misten, maar overigens ook niets
overtolligs bezaten, omdat wij geen ander verlangen kenden dan louter God
te dienen.
Bovendien onderhield Hij Zich thuis op vertrouwelijke wijze met vrienden, die
tot Hem kwamen, en aan wie Hij de wet, haar betekenissen en
voorafbeeldingen verklaarde. Dikwijls redetwistte Hij ook in het openbaar
met geleerden, zodat men verwonderd zegde: “Kijkt, de Zoon van Jozef
onderwijst de schriftgeleerden; een grote geest spreekt uit Hem.”
Mij eenmaal aantreffend, terwijl ik over zijn toekomstig lijden nadacht, zei Hij:
“Gelooft gij niet, Moeder, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij
is? Heeft mijn intrek in U je bevlekt of mijn uitgang uit u je
smarten veroorzaakt? Waarom dan zo bedroefd zijn? Het is toch
de wil van de Vader dat Ik de dood onderga. Wat Ik evenwel van
de Vader heb (mijn Godheid) kan niet lijden, maar het vlees dat Ik
uit u aangenomen heb, zal lijden, opdat het vlees van anderen
verlost en hun ziel gered zal worden.”
Hij was ook zo gehoorzaam, dat Hij op het eerste teken of bevel van Jozef
het bevolene uitvoerde, want Hij hield zijn goddelijke macht zodanig
verborgen, dat ze slechts door mij en ook soms door Jozef herkend kon
worden. Inderdaad, wij zagen dikwijls een miraculeus, schitterend licht
Fascikel 7
831