background image
Zaterdag, 29 december. –
Op zaterdag, sabbat, 29 december vierden zij voort de sabbat;
alles was rustig en stil in de omtrek. Na het sluiten van de sabbat
werd alles definitief geregeld en gereedgezet voor de afreis van
Anna en Eliud met hun dienstmeid en de ezels.
Reeds vroeger eens en nu vannacht voor de tweede maal zag ik de
H. Maagd in de duisternis het Kindje Jezus uit de grafspelonk van
Maraha naar de geboortegrot dragen; zij legde het daar op de
plaats van zijn geboorte op een tapijt en knielde biddend erbij
neer; toen zag ik de gehele grot, evenals bij Jezus’ geboorte,
met een hemels licht vervuld; ik denk dat ook de lieve Moeder
Gods dat licht toch wel gezien zal hebben.
Zondag, 30 december. –
Op zondag, 30 december, reeds vroeg in de morgen, zag ik
moeder Anna met haar echtgenoot en de dienstmeid onder blijken
van tedere genegenheid afscheid nemen van de H. Familie en van
de drie oude herders en zich op weg naar Nazareth begeven.
Ook Anna’s dienstmeid ging nu met hen mee en ik was opnieuw
verwonderd over haar vreemdsoortige muts, die er bijna als een
koekoekskorf uit zag; zó noemen de boerenkinderen in mijn
geboortedorp een spits uitlopende muts, die zij in hun spel zich
vlechten met biezen.
Vier dagen geleden, nl. op 26 december, heb ik Anna’s tweede
man met de meid en twee ezels goederen, waaronder
kostbaarheden der H. Driekoningen waren, zien wegbrengen
(zie nr. 156). Zij brachten die dingen alleen maar tot in de
herberg bij Jeruzalem. Daar kwamen knechten van Anna het
afhalen om het naar Nazareth te dragen.
Wanneer ik de volgende dag, 27 december, Eliud met de meid
en de ezels op de terugweg naar Bethlehem zag, verkeerde ik
een tijdlang in de waan dat het lieden uit de herberg waren; de
oorzaak van die vergissing was wel dat ik hen in die herberg
Fascikel 6
678