background image
heden ten dage nog gaat, van dat alles komt er weinig terecht
bij degenen die er recht op hebben. De voorwendsels tot de
belasting zijn gegrond en goed, maar het geld blijft hangen in
de handen van de groten; het is een geschrijf en gewrijf, een
bureaucratie en drukdoenerij van de andere wereld242.
Boven liet men Jozef vertrekken en toen hij beneden kwam, werd
ook de H. Maagd in een gang vóór de schrijvers geroepen, maar
zij lazen haar niets voor. Zij zeiden ook tot Jozef dat het niet
nodig was geweest zijn vrouw mee te brengen243, en zij schenen
242 Hier wordt gezegd waartoe de belastingen dienden die de Joden te
betalen hadden ten tijde van Christus’ geboorte.
De eerste afbetaling werd verdeeld tussen keizer Augustus, koning Herodes
en nog een derde, zegt K.
Wij vermoeden dat bedoeld is koning Aretas IV van de Nabateeën (van het
jaar 9 vóór onze tijdrekening tot 40 na Chr.).
Uit Flavius Josephus en Strabo weten wij dat hij, na de machtsovername,
substantiële bedragen naar Rome stuurde in ruil voor de erkenning van zijn
aanspraken; en eenmaal stevig op de troon, verleende hij ook aanzienlijke
militaire hulp aan de Romeinse legioenen van Varus.
Aretas’ dochter trouwde naderhand met Herodes Antipas, tetrarch van
Galilea, maar ze liet hem zitten, toen hij verliefd werd op Herodias.
In de oorlog die daarop volgde tussen koning Aretas IV en zijn ontrouwe
schoonzoon Herodes Antipas bleef de eerste overwinnaar.
Dezelfde koning Aretas IV wordt ook genoemd door Sint Paulus in II Kor. 11,
32, waar hij vertelt hoe hij na zijn bekering kon ontsnappen uit Damascus,
namelijk in een mand over de muur, ± anno 37.
243 “Waarom ging Maria in die toestand mee naar Bethlehem?” vragen
sommige exegeten zich af.
De tekst van Lukas: “Jozef ging naar Bethlehem om zich te laten inschrijven
met Maria”, geeft er aanleiding toe te menen dat Maria meeging om zich
eveneens te laten inschrijven; maar de juiste betekenis is dat Jozef in het
gezelschap van Maria naar Bethlehem ging om zich te laten inschrijven.
Bij K. vernemen wij van de ambtenaren dat Jozef zijn vrouw niet behoefde
mee te brengen. Maar vooral weten wij dat het op een bevel van de engel
was en dus van God dat Maria meekwam: zij moest, om de profetieën in
vervulling te doen gaan, haar eerstgeborene te Bethlehem ter wereld
brengen.
Fascikel 4
449