background image
Toen de H. Maagd in haar kamer binnengetreden was, deed zij
achter de scherm van haar bed een lang, witwollen bidgewaad met
brede gordel aan en bedekte haar hoofd met een witgele sluier.
Inmiddels trad een meid met een lampje in de kamer, en ontstak
een veel-armige luchter die van de zoldering neerhing en
verwijderde zich.
De H. Maagd nam nu een klein, laag tafeltje dat samengevouwen
tegen de wand aangeleund stond, en stelde het in het midden van
de kamer op. Tegen de muur aangeleund bestond het slechts uit
een beweegbaar blad, dat vóór twee poten loodrecht neerhing.
Maria hief het blad horizontaal op en schoof de helft van de ene
tafelpoot die gespleten of dubbel was, naar voren, zodat het
tafeltje nu op drie poten kwam te staan. De kant van het tafelblad,
die op de derde poot rustte, was halfrond.
Het tafeltje was met een rood en wit kleed overdekt; dit kleed was
aan de niet ronde zijde van het tafelblad, waar het met franjes
afgezet neerhing, een weinig geschort of door opbinding korter
gemaakt. In het midden van het tafelkleedje was een figuur
Fascikel 3
345