background image
Vóór het huis lag, zoals vóór de huizen van het oude Rome, een
voorhof dat door overdekte zuilengangen als door een soort
lovergangen omgeven was. (Wellicht waren ze met een klimplant
begroeid). Ik zag in die zuilengangen figuren als hoofden van
oude mannen. Aan de ene zijde van dat voorhof bevond zich een
springbron of fontein onder een stenen bronnenhuis. Het water
sprong uit dierenkoppen te voorschijn.
In de onderste verdieping van het woonhuis (of hoofdgebouw)
zag men geen eigenlijke vensters, doch wel een deur en boven, op
een aanzienlijke hoogte ronde openingen (die licht- en luchtgaten
waren). Boven op het platdak liep rondom de eerste verdieping
een brede galerij. Aan de vier hoeken ervan verhieven zich kleine
torens als korte, dikke zuilen; die torens waren bekroond met een
grote bol of koepel, waarop vaantjes aangebracht waren.
Binnen hadden deze torentjes trappen, die naar de koepel leidden.
Men kon hier, door openingen van de koepels ver in het rond alles
afspieden, zonder zelf gezien te zijn. Op Davids paleis te
Jeruzalem stonden ook zulke torentjes en uit de koepel van een
dezer zag hij Betsabe, die zich baadde.
Deze galerij op het dakterras van Jozefs huis liep rondom een niet
hoge verdieping, op wier platdak zich nog een verhoog, ook met
zulk een torentje verhief. Op de eerste verdieping woonden Jozef
en zijn broers en in de kamer van het bovenste verhoog hun
leermeester, een ouwe Jood. Zij sliepen alle zes in het rond (langs
de wanden); hun cellen omgaven de middenruimte van de
verdieping, waar omheen de galerij liep. Hun slaaplegers
(= ligplaats, bed, rustplaats) bestonden uit tapijten die overdag tegen
de muur opgerold hingen; de cellen waren eveneens gevormd en
van elkaar gescheiden door tapijten, die ook weggenomen konden
worden.
Ik heb hen daar, boven, in hun kamertjes zien spelen. Hun
speelgoed bestond in beeldjes van dieren als kleine
Fascikel 3
290