background image
gebenedijde Maagd zich aan de dienst van God heeft gewijd, hoe
vurig en volmaakt zij zich in alles aan zijn Wil onderworpen
heeft, want zij had zich voorgenomen alles te doen waarvan zij
wist dat het God aangenaam was, Hem met al haar krachten en
alle liefde onverdeeld toe te behoren en te dienen, zelfs al had zij
geen loon ervoor te verwachten gehad.
Zij was uiterst oplettend niet alleen om alle kwaad te vermijden,
maar ook om alle goed zo volmaakt mogelijk te doen. In al haar
gedachten, woorden en werken beoogde zij alleen Gods glorie en
toch vreesde zij nog immer dat er wat gebrekkigs aan haar werken
zou kleven; waarlijk de vreze des Heren was haar kruis. Haar
zintuigen hield zij volkomen in toom en haar tong beheerste zij zo
volmaakt, dat zij nooit een onnuttig woord ermee heeft gesproken
of enig ander kwaad ermee heeft bedreven. Haar vurigste wens
was het alle wederwaardigheden dezer wereld te verduren en zich
haar genoegens te ontzeggen.” (Openb. I, 10).
Fascikel 3
286