background image
De stad heeft ook geen overvloed van water138. Men ziet op
sommige plaatsen lange bouwwerken van bogen, waarover het
rondgeleid wordt, en torens waarin het omhoog gepompt wordt.
In de tempel waar veel water voor het wassen en reinigen van
vaatwerk en gereedschappen nodig is, gaat men er zeer spaarzaam
mee om. Het wordt door middel van grote pompen
omhooggetrokken.
63.
Er zijn vele kooplieden in de stad; zij hebben meestendeels hun
standplaatsen bij mekaar in de zuilengangen waarmee de markten
(ook het Tempelplein) ombouwd zijn, en op de openbare pleinen,
in lichte hutten. Niet ver van de Schaapspoort b.v. staan vele
tenten van kooplieden die in juwelen en schitterende edelstenen
en goud handel drijven139. Hun tenten zijn rond, lichtgebouwd en
geheel bruin alsof ze met pek of hars bestreken waren. Hoewel
licht zijn ze toch vast en sterk. Daarin hebben zij hun
huishouding; en van de ene zulke hut naar de andere zijn tenten
gespannen, waarin hun waren uitgestald liggen.
De Tempelberg is aan de kant waar de helling zachter is, omgeven
door meerdere straten van woningen achter dikke muren (of tegen
138 Gebrek aan water in Jeruzalem. – Zijn enige bron is Gihon.
Deze mondt door een rotskanaal, ook op ons kaartje aangegeven, uit in de
vijver Siloë. Het water wordt opgepompt en noordwaarts geleid.
Dit bleef onvoldoende om het waterprobleem op te lossen.
Vandaar dat men water aanbracht langs lange en kostbare waterleidingen
uit het zuiden.
139 Dit komt overeen met Neh. 3, 30-31, volgens welke bijbelpassage de
goudsmeden en kooplieden woonden in de buurt van de Schaapspoort.
Meistermann bepaalt nader: tussen het toenmalig Tempelplein en de burcht
Baris, later Antonia (en de Schaapsvijver; Guide, 217).
Flavius Josephus verhaalt dat Cestius Gallus door de wijk Bezeta trok,
daarna door de ‘tentenwijk’ (Scenopolis), die men zakenmarkt noemt, alles
op zijn weg verwoestte en doorstootte naar de hoog-stad.
Door tentenwijk bedoelt hij noodzakelijk de wijk van de kramers, die in tenten
woonden, zoals K. zegt en hun zaken of waren in tenten uitgestald hadden.
Fascikel 2
246