background image
Anna ging met de kleine Maria van Kleofas een weinig vooruit.
Eén dienstmaagd vergezelde hen de gehele reis. Bovendien deden
enige vrouwen met kinderen hun een eindweegs uitgeleide; het
waren familieleden die afscheid moesten nemen (meen ik), waar
de weg naar hun woonplaats afsloeg. Ook één van de priesters
ging nog een eind ver met de stoet mee.
De reizigers hadden weliswaar een lantaarn mee, doch ik zag zijn
licht verdwijnen voor het licht, waarmee ik in mijn visioenen de
weg van de H. Familie, ja ook van andere heiligen, wanneer zij in
de nacht reizen, rondom hen verlicht zie; maar ik heb geen reden
om te denken dat ook voor hen de weg verhelderd is.
In het begin was het mij als liep ik met de beide knapen achter de
kleine Maria aan, en later, wanneer zij te voet ging, aan haar zijde.
Ik hoorde mijn twee gezellen keer op keer de psalmen 44 en 49
zingen: Eructavit cor meum verbum bonum en Deus deorum
Dominus locutus est.
Psalmen 44
Gebed van het verdrukte volk
1. Voor de koorleider. Van de Korachieten. Een leerdicht.
2. O God, met eigen oren hebben wij het gehoord, onze vaderen verhaalden het ons: het werk
dat Gij gewrocht hebt in hun dagen, in de dagen van ouds.
3. Met uw hand hebt Gij volken verdreven, en hèn geplant, natiën geteisterd, en hèn
uitgebreid.
4. Want niet met hun zwaard hebben zij het land verworven, niet hun arm heeft hen gered,
maar uw rechterhand en uw arm en het licht van uw aanschijn, omdat Gij in hen een
welbehagen hadt.
5. Gij toch zijt mijn Koning, o God; gebied de verlossing van Jakob.
6. Met U stoten wij onze tegenstanders neer, in uw naam vertreden wij wie tegen ons opstaan.
7. Want niet op mijn boog vertrouw ik, en mijn zwaard verlost mij niet;
8. maar Gij hebt ons verlost van onze tegenstanders en onze haters beschaamd gemaakt.
9. In God roemen wij de ganse dag, uw naam zullen wij loven voor altoos. sela
Een lange stok die tot de schouders of schedel of tot boven het hoofd reikt,
is het teken van een zekere waardigheid of voornaamheid.
Bij herders was, buiten een stok om te steunen, te drijven, te slaan, ook een
korte stok gebruikelijk van zowat 1 m lengte. Boven was hij haak- of boog-
of rechthoekvormig gekromd en wees ook op een zekere waardigheid, zoals
die van opperherder of stamhoofd.
Vandaar de symbolische kromstaf van zielenherders, zoals abten en
bisschoppen.
Fascikel 2
226