background image
het eerst heeft opgemerkt en hoe dit de aanleiding is geweest tot
het vieren van dit feest.”108.
52.
Ik zag nu de aanleiding zelf tot de instelling van dit feest.
Het was 250 jaar na de dood van de H. Maagd. Ik zag een heilig
man het Beloofde Land doorreizen en alle plaatsen, resten en
sporen, die aan het aardse leven van Jezus herinnerden en die hij
vinden kon, bezoeken en vereren. Ik zag dat deze heilige pelgrim
verlichtingen en leiding van Boven ontving en dat hij op meerdere
108 Het staat vast dat het feest van Maria’s geboorte reeds in de 7e eeuw te
Rome gevierd werd, want paus Sergius (678-701) bepaalde de weg welke
de processie op dit feest moest volgen, maar het is niet door hem ingesteld.
Hoelang het toen reeds bestond is onbekend; men had het ontleend aan het
Oosten, meer bepaald aan Palestina (naar Guéranger, T. 14, blz. 167; cfr.
Illustr. Vatic., jan. 1933, p. 17).
Bovennatuurlijke verschijnselen geven vaak aanleiding tot de instelling van
een feest. Denken wij terug aan Helsin of Elfin, aan het feest van het H.
Hart, het H. Sacrament, enz.
Zo zou dus het hier door K.E. beschreven verschijnsel bijgedragen hebben
tot het vieren van Maria’s geboorte.
Er bestaat inderdaad buiten K. om een geschiedenis met dezelfde inhoud.
Indien Brentano ze gekend had, zou hij er zeker naar verwezen hebben.
Dat hij het niet deed, legt het voor de hand dat hij ze alleen van K. vernomen
heeft. Onze zienster nu is niet afhankelijk van legenden. In alles heeft zij
eigenheden die aan de feiten gewoonlijk een veel natuurlijker toedracht
verlenen en vertrouwen inboezemen.
Het bewuste analoge feit, in zijn eerste helft hetzelfde, vinden wij in ‘Maria’s
heerlijkheid in Nederland’, van Kronenburg. Deze zelf maakt er een
samenvatting van in een kleiner werk ‘Maria’s feestkring in Nederland’.
Dit verhaal werd overgenomen door Koenders, O. Carm. in ‘Maria in de
eredienst van de katholieke Kerk’, III, 195-196, 1937.
In zijn tweede helft is deze versie klaarblijkelijk legende. Beroemde leraars,
b.v. Jan Beleth, leraar te Parijs in 1162, hebben het nochtans de moeite
waard geacht naar dat verhaal te verwijzen.
K.E.’s verhaal is in alle opzichten veel natuurlijker.
Petrus Canisius wijst er op dat er groter reden tot vreugde was bij de
geboorte van Maria dan bij die van Joannes de Doper, om wiens geboorte
velen zich verheugden (Lk. 1, 14).
Fascikel 2
196