background image
een afgodsbeeld stond. Zijn kop was noch geheel een
mensenhoofd, noch geheel een ossenkop; hij had drie hoornen
waarvan één midden op het voorhoofd. Het beeld was hol en het
had openingen in het lijf, waarin men als in een oven de offers
verbrandde. De voeten geleken op klauwen. In de ene hand hield
het een plant, gelijkend op aren met zeer dik graan; ik meen dat ze
eveneens uit het water opgroeit (en in moerassige grond goed
gedijt), doch dit weet ik niet meer heel zeker. Zij hadden na een
schitterende overwinning een tempel voor deze afgod gebouwd;
zij stonden nu op het punt hem in te wijden en alles was bereid
voor het offer. Toen zij nu op het water van de stroom tot het
afgodsbeeld naderden, was ik getuige van de volgende
wonderbare gebeurtenis.
Ik zag bij de afgod een sombere, afschuwelijke gedaante.
Boven die duistere verschijning daalde een grote engel uit de
hemel nader; hij geleek treffend op die welke in het Boek der
Openbaring aan de evangelist Joannes verscheen
(cfr. Apocalyps 8; 9; 10).
Openbaring 8
Het zevende zegel – De vier bazuinen
1. En toen Hij het zevende zegel opende, kwam er een stilte in de hemel, ongeveer een half uur
lang.
2. En ik zag de zeven engelen, die voor God staan, en hun werden zeven bazuinen gegeven.
3. En er kwam een andere engel, die met een gouden wierookvat bij het altaar ging staan, en
hem werd veel reukwerk geschonken om het te geven, met de gebeden van alle heiligen, op
het gouden altaar voor de troon.
4. En de rook van het reukwerk, mèt de gebeden der heiligen, steeg uit de hand van de engel
voor Gods aangezicht op.
5. En de engel nam het wierookvat en vulde dat met het vuur van het altaar, en wierp (het
vuur) op de aarde; en er kwamen donderslagen en stemmen en bliksemstralen en aardbeving.
6. En de zeven engelen, die de zeven bazuinen hadden, maakten zich gereed om te bazuinen.
7. En de eerste blies de bazuin, en er kwam hagel en vuur, vermengd met bloed, en het werd
op de aarde geworpen; en het derde deel van de aarde verbrandde en het derde deel van de
bomen verbrandde en al het groene gras verbrandde.
Twee daarvan zijn om hun afgodentempels vermaard, nl. Elefantine en
Filae, bij de zuidgrens van Opper-Egypte, tegenover de stad Aswan of
Siëna.
Op Elefantine vereerde men vooral de ramsgod Knoem.
Mooie overblijfselen van tempels, kaaien en andere bouwwerken getuigen
van de beschaving die er reeds in 3000 vóór Chr. bloeide.
Fascikel 2
124