background image
opperhoofden weer bijeengebracht werden. Tot hun getal
behoorden ook de Makkabeeën10.
Zij hadden een grote verering voor Mozes en waren in het bezit
van een kledingstuk van hem, dat hij eenmaal aan Aäron
geschonken had en dat van deze tot hen gekomen was; zij
beschouwden het als hun heiligste voorwerp en ik heb in een
gezicht gezien dat zowat 15 van hun mannen bij de verdediging
van die heilige relikwie gesneuveld zijn.
Hun opperhoofden die profeten waren, kenden de heilige
geheimenissen van de Verbondsark11.
De eigenlijke celibataire Essenen waren van een ongelofelijke
kuisheid en godsvrucht. Zij namen kinderen aan en leidden ze op
tot grote heiligheid. Om lid van de strenge orde te mogen
worden, moest men 14 jaar oud zijn. Reeds beproefde
postulanten moesten slechts één proefjaar, anderen echter moesten
er twee ondergaan. Zij dreven geen handel, behalve dat zij de
voortbrengselen van hun landbouw ruilden tegen benodigdheden.
Had een hunner zwaar gezondigd, dan werd hij door de banvloek,
die het opperhoofd tegen hem uitsprak, uit hun midden gestoten.
10 Hier bedoelt K. de schriftgeleerde Eleazar met de 7 Makkabese broeders
en hun moeder. Zij worden de Makkabese martelaren genoemd omdat hun
foltering in het 2e boek van de Makkabeeën verhaald staat.
Zonder twijfel heeft Flavius Josephus deze heldhaftige martelaren op het
oog, wanneer hij van de Essenen zegt: “zij lieten zich folteren met vuur en
ijzertuigen; zij lieten zich de beenderen radbraken, liever dan verboden
spijzen te eten. Te midden van de tormenten kwam geen klacht op hun
lippen; zij dreven de spot met hun beulen en spraken geen woord om hen
milder te stemmen.”
Hier worden klaarblijkelijk die Makkabese broeders en hun moeder bedoeld.
Zowel uit Flavius Josephus als uit K.E. weten wij dat ze Essenen waren en
dus meteen dat zij die heldhaftigheid uit hun geloofsovertuiging en
godsdienst putten.
11 Hier is voor de eerste maal de ‘geheimzinnige zegen’ uit de Verbondsark
bedoeld. K.E. zal er vaak op terugkomen. In nr. 25 spreken wij er uitvoerig
over.
Fascikel 1
27